Les 4: laatste keer herhalen

Welkom 2B!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Leesdoek, Chromebook op tafel.
  • Gezicht naar het bord.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2B!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Leesdoek, Chromebook op tafel.
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Lezen.
  2. Herhaling van alles wat belangrijk is voor de toets.
  3. Spel (als iedereen zich aan de regels van de les houdt).

Slide 2 - Tekstslide

Denk aan de afspraken...
  1. We wachten met onze tas inpakken tot de docent heeft gezegd dat dit mag.
  2. We lopen niet door het lokaal zonder het te vragen.
  3. Als je binnenkomt ga je zitten op je plek (plattegrond) en pak je je spullen.
  4. Tijdens de uitleg is het stil en letten we goed op.
  5. We houden het lokaal netjes.

Slide 3 - Tekstslide

Denk ook hieraan...
  1. Niet aan de afspraken houden > naam op het bord.
  2. Bij een waarschuwing komt er een streepje achter.
  3. Drie streepjes = bij de docent zitten.
  4. Eerst waarschuwing daarna = nablijven.

Voor degenen die ik apart heb gesproken, gelden de afspraken die we hebben gemaakt tijdens het gesprek >
3 waarschuwingen in 1 les = naar teamleider.

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
5 minuten.
In stilte.

Slide 5 - Tekstslide

We gaan nu beginnen met oefenen voor de leestoets
  • Inloggen op Lessonup met ten minste je voornaam.
  • Let goed op en doe mee.
  • Iets zeggen = vinger opsteken.
  • We doen actief mee. 

Slide 6 - Tekstslide

Waarmee kun je het beste beoordelen of een tekst betrouwbaar is?
A
Bron
B
Tekstdoel
C
Titel

Slide 7 - Quizvraag

Informeren is een tekstdoel. Welke tekstdoelen ken je nog meer?

Slide 8 - Open vraag

Tekstdoelen
  1. Instrueren (instructie geven)
  2. Informeren
  3. Amuseren (vermaken)
  4. Adviseren
  5. Activeren

Slide 9 - Tekstslide

Wat denk je dat er bedoeld wordt met voorstanders en tegenstanders?

Slide 10 - Woordweb

Ik ben het niet met je eens dat Spiderman sterker is dan de Hulk, omdat de Hulk veel gespierder is.

Is dit een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Ik ben het niet met je eens dat Spiderman sterker is dan de Hulk, omdat de Hulk veel gespierder is.

Wat is het argument?

Slide 12 - Open vraag

Wat is een "deskundige"?
A
Iemand die iets heel goed kan.
B
Iemand die ergens heel veel van weet.

Slide 13 - Quizvraag

Deskundige
Iemand die ergens heel veel van weet. 

Bijvoorbeeld een hondengedragsdeskundige of een voetbaldeskundige.

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijf in je eigen woorden wat een signaalwoord is.

Slide 15 - Open vraag

Signaalwoorden zijn belangrijk voor de ... van een tekst.
A
Samenhang
B
Leesplezier.

Slide 16 - Quizvraag

Korte pauze, maar wel met voorwaarden...
  1. Je mag minuten iets voor jezelf doen (niet op de telefoon).
  2. We houden het rustig.
  3. Je mag even lopen door het lokaal. 
  4. Over 5 minuten gaan we verder.

Slide 17 - Tekstslide

Als een tekst vooral feiten bevat, is een tekst betrouwbaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een hoofdzaak is iets wat onmisbaar is in het verhaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Beschrijf in je eigen woorden wat een "bijzaak" is.

Slide 20 - Open vraag

Wat wordt volgens jou bedoeld met een "deelonderwerp"

Slide 21 - Woordweb

Onderwerp en deelonderwerp
Onderwerp > Waar de hele tekst over gaat. Bijvoorbeeld sport.
Deelonderwerp > Een onderwerp van een alinea of een paar alinea's. Vaak een onderdeel van het hoofdonderwerp. Bijvoorbeeld basketbal.


Slide 22 - Tekstslide