Centraal zenuwstelsel= bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel= de zenuwen die het lichaam verbinden met het CZS
Slide 2 - Tekstslide
Een hormoon dat is betrokken bij de aanmaak van urine (BINAS)
A
TSH
B
EPO
C
ADH
D
Adrenaline
Slide 3 - Quizvraag
Welk deel van het centrale zenuwstelsel regelt de ademhaling?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 4 - Quizvraag
Onderdeel 3 is beschadigd, dit heeft gevolgen voor de hand. De persoon kan .......
A
Links niet meer bewegen
B
Rechts niet meer bewegen
C
Links niet meer voelen
D
Rechts niet meer voelen
Slide 5 - Quizvraag
Het oog is een voorbeeld van een
A
Receptor
B
Conductor
C
Effector
Slide 6 - Quizvraag
Zenuw = een bundel uitlopers van zenuwcellen
dus: Zenuw ≠ zenuwcel
Slide 7 - Tekstslide
Zenuwcellen en zenuwen
Slide 8 - Tekstslide
Zenuw = een bundel uitlopers van zenuwcellen
Gevoelszenuw: zenuw met alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen
Bewegingszenuw: zenuw met alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen
Gemengde zenuw: zenuw met uitlopers én gevoels- én bewegingszenuwcellen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Plaats waar impuls wordt overgedragen noem je een synaps
In een synaps wordt
doormiddel van
neurotransmitters de
impuls doorgegeven
Slide 11 - Tekstslide
3 typen zenuwcellen
Schakelzenuw cell
motorische zenuw cel
sensorische zenuwcel
Slide 12 - Tekstslide
De hersenen
Slide 13 - Tekstslide
De Strooptest - practicumopdracht 1
Onderzoeksvraag
Bestaat er een verschil in de snelheid waarmee je de kleuren van woorden opnoemt waarbij de kleur van een woord overeenkomt met de naam van de kleur en waarbij de kleur van een woord afwijkt van de naam van de kleur?
Slide 14 - Tekstslide
BS 4 reflexen en het autonome zenuwstelsel
1) Je kan de functie van reflexen en een reflexboog omschrijven
2) Je kan de werking van het autonome zenuwstelsel beschrijven
Slide 15 - Tekstslide
Welke reflexen ken je?
Slide 16 - Woordweb
Voorbeelden reflexen
Pupilreflex.
Speekselklieren.
Maagportier.
Kniepeersreflex.
Zuigreflex.
Grijpreflex.
Ooglidreflex.
Pupilreflex.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Reflex
Bewuste reactie
Slide 21 - Tekstslide
bewuste reactie
onbewuste reactie
zwaaien
knipperen met oog
ademhalen
niezen
tegen voetbal trappen
Slide 22 - Sleepvraag
Een goede beschrijving voor een reflex is ...
A
zintuig - ruggenmerg - hersenen - zenuw - spier
B
zintuig - zenuw - ruggenmerg - zenuw - spier
C
zintuig - zenuw -ruggenmerg - hersenen - spier
D
zintuig - ruggenmerg - zenuw - spier
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Innerveren
Innerveren: Alle organen (doelwitorganen) zijn verbonden met zenuwen om ze te beïnvloeden.
Slide 25 - Tekstslide
Binas
88L
Slide 26 - Tekstslide
Aan een statafel sta je een beetje te wiebelen, welk deel van het zenuwstelsel regelt dat?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch
C
Animale
D
Autonome
Slide 27 - Quizvraag
Innerveren
Innerveren: Alle organen (doelwitorganen) zijn verbonden met zenuwen om ze te beïnvloeden.
Dubbele innervatie: Alle organen zijn verbonden met 2 zenuwen van het autonome zenuwstelsel: één ortho en één para.
Slide 28 - Tekstslide
Welk deel van het autonome zenuwstelsel is 's nachts het meest actief?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch
Slide 29 - Quizvraag
parasympatisch
orthosympatisch
verwijde pupil
remt de darmsapafscheiding en de darmbeweging
verlaagt de hartslag frequentie
stimuleert de speeksel afscheiding
verhoogt de ademfrequentie
stimuleert de werking van geslachtsorganen
remt de afgifte van glucose door de lever
stimuleert de ontspanning van de urineblaas
Slide 30 - Sleepvraag
Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: parasympatisch en orthosympatisch.