Je ontwikkelt één of meerdere lessen vanuit een specifiek historisch thema/onderwerp. De les is logisch opgebouwd en de lesdoelen zijn specifiek en realistisch geformuleerd.
Je stimuleert leerlingen om historische vragen te stellen en historische bronnen te raadplegen.
Je leert de leerlingen om personen, gebeurtenissen, verschijnselen, structuren en ontwikkelingen in tijd, ruimte en samenleving te plaatsen (contextualiseren).
Je gebruikt historische begrippen en structuurbegrippen
Je gebruikt prikkelende beeldvormers die bij de leerlingen beeldvorming van het verleden op gang brengen.
Je les sluit aan bij de belevingswereld en de fase van historisch tijdsbesef van de leerlingen. Je onderbouwt dit vanuit theorie.
Je reflecteert op je (didactisch) handelen in de gegeven les.
Je toont aan dat de leerlingen tot historisch redeneren zijn gekomen in jouw les (middels beeldmateriaal, film- of geluidopnames, werk van leerlingen, reflectie/observatie van mentor/stagebegeleider o.i.d.).