Antwoorden opdracht 2 (blz. 243)
4. Precies naast de aanhanger / reden / een vader en zijn dochter / in hun cabriolet.
Wie reden? ow = een vader en zijn dochter
5. Die twee / kregen / de hele lading / over zich heen.
Wie kregen? ow = Die twee
6. Een dag later / verscheen / een artikel over dit vervelende voorval / in de plaatselijke krant.
Wat verscheen? ow = een artikel over dit vervelende voorval