1. Lees de eerste zin duidelijk voor.
2. Tel de woorden terwijl je meetelt op je vingers. Laat de leerlingen meetellen.
3. Lees de zin nog een keer en laat de leerlingen samen met jou de zin herhalen.
4. Laat de leerlingen de zin als klas (zonder jou) herhalen.
5. Zeg de zin nog een keer in een sneller tempo.
6. Laat de leerlingen de zin nog een keer zeggen.
7. Spreek steeds sneller en kijk hoe snel de leerlingen kunnen.
8. Herhaal met de rest van de zinnen.
De zinnen staan op niveau.