Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO
Slide 13 - Quizvraag
Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO
Slide 14 - Quizvraag
Welk land hoort niet bij de Geallieerden?
A
Engeland
B
Verenigde Staten
C
Frankrijk
D
Duitsland
Slide 15 - Quizvraag
Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.
Slide 16 - Quizvraag
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 17 - Quizvraag
Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie definities zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Een totale oorlog is een oorlog waarbij niet alleen het leger, maar de hele samenleving betrokken is.
B
Modern imperialisme is het veroveren van gebieden in andere werelddelen om militaire redenen, en omdat het aanzien en macht oplevert.
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.
Slide 18 - Quizvraag
Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quizvraag
In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.
Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme
Slide 23 - Quizvraag
De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot
Slide 24 - Quizvraag
Je kent het verschil tussen oorzaak en aanleiding. Twee zinnen daarover:
I De aanleiding heeft altijd met geweld te maken. Het is een oorlog, of een moord, of een vechtpartij. Oorzaken hebben niet altijd met geweld te maken.
II De aanval van Duitsland op België en Frankrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog
A
Zin I is juist, zin II is onjuist.
B
Zin I is onjuist, zin II is juist.
C
Zin I en II zijn allebei juist.
D
Zin I en II zijn allebei onjuist.
Slide 25 - Quizvraag
Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.
Slide 26 - Quizvraag
Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
Slide 27 - Quizvraag
Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
Slide 28 - Quizvraag
Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin
Slide 29 - Quizvraag
Welke kaart hoort bij het jaar 1910?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4
Slide 30 - Quizvraag
In de Vrede van Versailles werd bepaald dat Duitsland grondgebied moest afstaan. Aan welke landen moest Duitsland grondgebied afstaan?
A
Frankrijk en Nederland
B
Nederland en Oostenrijk
C
Oostenrijk en Polen
D
Polen en Frankrijk
Slide 31 - Quizvraag
In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg daarvan was een wereldwijde economische crisis. Duitsland werd door deze crisis extra zwaar getroffen.
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit
Amerikaanse winkels te halen.
Slide 32 - Quizvraag
Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken. Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw
Slide 33 - Quizvraag
Is het waarschijnlijk dat deze spotprent over de Italiaanse leider in 1937 in een Duits tijdschrift is verschenen?
Gebruik de bron
A
Ja, het is waarschijnlijk, omdat Hitler nog geen macht had om een spotprent tegen te houden.
B
Ja, het is waarschijnlijk, omdat Hitler zijn politieke tegenstanders in Europa graag liet bespotten.
C
Nee, het is niet waarschijnlijk, omdat Hitler de publicatie van portretten verbood van politieke tegenstanders in Europa.
D
Nee, het is niet waarschijnlijk, omdat Hitler verbood om kritiek op een bevriend staatshoofd te geven.
Slide 34 - Quizvraag
Welke partij werd in Nederland in 1931 opgericht onder invloed van het Italiaanse fascisme en het Duitse nationaal-socialisme?
A
ARP
B
NSDAP
C
SDAP
D
NSB
Slide 35 - Quizvraag
Wat was de naam van de jeugdorganisatie voor jongens in Nazi-Duitsland?
A
Hitlerjugend
B
Bund Deutscher Mädel
C
Wehrmacht
D
Hitlerjungs
Slide 36 - Quizvraag
De moord Frans Ferdinand van Oostenrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. Wie was zijn moordenaar?
A
Gavrilo Prinzip
B
Benito Mussolini
C
Anwar Sadat
D
Anton Mussert
Slide 37 - Quizvraag
De beurskrach op Wall Street vond plaats in
A
1927
B
1929
C
1931
D
1933
Slide 38 - Quizvraag
De keizer in Rusland werd tsaar genoemd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quizvraag
Met de postzegel wordt een gebeurtenis herdacht. Welke gebeurtenis wordt herdacht?
Gebruik de bron
A
de kroning van Frans Ferdinand en Sophie tot keizer en keizerin in
Wenen
B
de moord op Frans Ferdinand en Sophie door Gavrilo Prinzip tijdens een bezoek aan Sarajevo
C
het ondertekenen van een vredesverdrag door Frans Ferdinand en Sophie in Versailles
D
het uitbreken van een volksopstand onder leiding van Frans Ferdinand
en Sophie in Berlijn
Slide 40 - Quizvraag
Hoe heet de economische ontwikkeling die je in de bron ziet?
Gebruik de bron
A
(hyper)inflatie
B
beurskrach
C
crisis
D
wederopbouw
Slide 41 - Quizvraag
Welke staatkundige kaart hoort bij Europa tijdens het Interbellum?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4
Slide 42 - Quizvraag
Bij welke feministische golf hoort de bron?
Gebruik de bron
A
De eerste feministische golf
B
De tweede feministische golf
C
De derde feministische golf
D
De vierde feministische golf
Slide 43 - Quizvraag
Bij welke periode hoort de bron?
Gebruik de bron
A
1900-1910
B
1910-1920
C
1920-1930
D
1930-1940
Slide 44 - Quizvraag
Met welke beloftes probeerde Hitler aan het begin van de jaren dertig de steun van het Duitse volk te krijgen?
A
de beloftes dat de rechtsstaat zou worden ingevoerd en de werkloosheid zou worden bestreden
B
de beloftes dat de werkloosheid zou worden bestreden en het leger zou worden herbewapend
C
de beloftes dat het leger zou worden herbewapend en indoctrinatie zou
worden toegepast
D
de beloftes dat indoctrinatie zou worden toegepast en de rechtsstaat zou
worden ingevoerd
Slide 45 - Quizvraag
Het communisme in de Sovjetunie had gevolgen voor de arbeiders.
Welk gevolg voor de arbeiders is juist?
A
De arbeiders merkten niet veel van het communisme, omdat het
communisme zich vooral bezighield met politiek.
B
De arbeiders moesten door middel van communistische vijfjarenplannen
eigen bedrijven beginnen.
C
De arbeiders moesten werken aan de door de communistische partij opgelegde productieplannen.
D
De arbeiders werden massaal van de stad naar het platteland gestuurd om daar verplicht samen te werken in de landbouw.
Slide 46 - Quizvraag
Welk woord moet op de puntjes staan?
De economische crisis ontstond in 1929 toen de beurs in ... instortte.
A
New York
B
Amsterdam
Slide 47 - Quizvraag
Welk woord moet op de puntjes staan?
De reactie van de regering Colijn op de economische crisis staat bekend als ...
A
Aanpassingspolitiek
B
Gelijkschakeling
Slide 48 - Quizvraag
Welk woord moet op de puntjes staan?
Daarnaast probeerde de regering Colijn mensen aan het werk te krijgen door het stimuleren van...
A
werkverschaffingsprojecten
B
omscholingen
Slide 49 - Quizvraag
Hieronder staan drie gebeurtenissen:
1 de moord op kroonprins Frans Ferdinand 2 het afwerpen van de eerste atoombom 3 het uitbreken van de beurskrach
Wat is de juiste volgorde, van vroeger naar later?