Voorbereiding toets chapitre 2

rougir, elle (au passé composé)
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

rougir, elle (au passé composé)

Slide 1 - Open vraag

Grammaire D
Lees blz 89 van je werkboek

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vertaal je het Franse woord à in het Nederlands?
A
van
B
in, naar, op, bij

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal:
Ik ben bij de voetbalclub
A
je suis aux club de foot
B
Je suis à la club de foot
C
Je suis à l'club de foot
D
Je suis au club de foot

Slide 4 - Quizvraag

Je vais ... plage (v).
A
au
B
à la
C
aux
D
à l'

Slide 5 - Quizvraag

Nous sommes ...Etas-Unis.
A
à la
B
au
C
aux
D
à l'

Slide 6 - Quizvraag

Vocabulaire A Fa-Ne
Neem blz 86 voor je en leer maximaal 5 minuten de woorden Frans-Nederlands

Slide 7 - Tekstslide

Traduis:
commencer
A
winkelen
B
bellen
C
gamen
D
beginnen

Slide 8 - Quizvraag

Traduis:
appeler
A
gamen
B
winkelen
C
bellen
D
beginnen

Slide 9 - Quizvraag

Traduis:
faire les magasins
A
winkelen
B
bellen
C
gamen
D
beginnen

Slide 10 - Quizvraag

Grammaire D
Lees blz  89 van je werkboek

Slide 11 - Tekstslide

C'est l'entrée ...collège (m)
A
du
B
de la
C
des
D
de l'

Slide 12 - Quizvraag

C'est le directeur ... hôtel
A
de la
B
de l'
C
du
D
des

Slide 13 - Quizvraag

Vocabulaire A Ne-Fa
Neem blz 86 voor je en leer maximaal 5 minuten de woorden Nederlands-Frans

Slide 14 - Tekstslide

vertaal:
fatigué
A
dood
B
moe

Slide 15 - Quizvraag

Vertaal:
de aflevering
A
le cours
B
l'entrée
C
l'épisode

Slide 16 - Quizvraag

Grammaire H
Werkboek blz 89
leer de rijtjes van de présent, maximaal 5 minuten

Slide 17 - Tekstslide

Finir, elle
A
finis
B
finit
C
finissons
D
finissent

Slide 18 - Quizvraag

choisir, vous
A
choisissez
B
choisisez
C
choisissons
D
choisisons

Slide 19 - Quizvraag

Jij hebt gekozen
A
Tu as choisi
B
Tu choisi

Slide 20 - Quizvraag

Wij vullen in
A
nous remplissons
B
nous rougissons
C
nous avons rempli
D
nous avons rougi

Slide 21 - Quizvraag

réussir, ils (présent)

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
Qu'est-ce que tu aimes faire?

Slide 23 - Open vraag

Phrases-clés p. 88

Slide 24 - Tekstslide

Vertaal:
Qu'est-ce que tu fais le weekend?

Slide 25 - Open vraag

Vertaal:
Pourquoi tu aimes ça?

Slide 26 - Open vraag

Réponds en français (geef antwoord):
Qu'est-ce que tu aimes faire?

Slide 27 - Open vraag