NED Spreken: beeldgebruik en verslag

Nederlands Spreken 3F

Juist beeldgebruik
Verslag

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands Spreken 3F

Juist beeldgebruik
Verslag

Slide 1 - Tekstslide

Ik wil/moet het examen lezen en luisteren nog doen.
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Vorige les:


welke aspecten horen bij aantrekkelijk spreken
waar een duidelijke opbouw van een presentatie aan voldoet

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1

Slide 5 - Video

00:15
Is dit een houding om aantrekkelijk te spreken?
A
Ja
B
Misschien
C
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw presentatie
Logisch
Duidelijk
Anderen moeten begrijpen wat je verhaal is.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Aan het einde van de les/opdracht:



hoe je beeldgebruik juist toe kan passen
kun je kenmerken van een verslag noemen
een verslag geven van een gebeurtenis

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt het beste hele zinnen in het spreekschema zetten.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebruik jij vaak bij een presentatie als hulpmiddel?
A
Powerpoint
B
Poster
C
Voorwerpen
D
Iets anders

Slide 17 - Quizvraag

Gebruik beeld 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Belangrijk:
  • Less = more (hoe minder hoe beter).
  • Kies voor een rustige lay-out/zelfde kleurgebruik/lettertype.
  • Alleen plaatjes als het nut heeft.
  • Steekwoorden i.p.v. zinnen.
  • Contact maken/reageren met het publiek (interactie).
  • Bewust van je eigen non-verbale houding + mimiek.

Slide 21 - Tekstslide

Verslag uitbrengen?

Slide 22 - Woordweb

Wat is het doel van verslag uitbrengen?
A
Geen verslag hoeven schrijven
B
te vertellen over ene gebeurtenis
C
een grappig verhaal vertellen

Slide 23 - Quizvraag

chronologisch
A
in de juiste tijdsvolgorde
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 24 - Quizvraag

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een chronologisch verband?
A
Ik wil langskomen, maar ik heb helaas geen tijd.
B
Ik ga eerst sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik kom langs, omdat ik daar zin in heb.
D
Ik kom samen met mijn moeder op bezoek.

Slide 25 - Quizvraag

Verslag uitbrengen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aan het einde van de les/opdracht:



hoe je beeldgebruik juist toe kan passen
kun je kenmerken van een verslag noemen
een verslag geven van een gebeurtenis

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

6

Slide 30 - Video

01:14
Oefenen van je presentatie moet altijd met publiek
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

01:45
Een flesje water meenemen bij je presentatie mag tijdens het examen spreken.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

02:02
Rondlopen tijdens ons examen spreken is een goed idee.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

02:51
Relaxte houding, schouders niet naar achteren zijn:
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 34 - Quizvraag

03:27
Handen in je broekzak is perfect met presenteren
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

03:49
Lager en rustiger praten is beter dan snel en hoog praten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag