12. Interpunctie en moeilijke werkwoordsvervoegingen

Interpunctie en moeilijke werkwoordsvervoegingen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Interpunctie en moeilijke werkwoordsvervoegingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de fout

Waar ontbreekt de komma?
 

Wat doet dit met de betekenis van de zin? 

Slide 3 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de titel. Het zou moeten zijn: 'Schiet op, Griekenland!'

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.

Bron: http://www.upcoming.nl/rick/657/16-hilarische-zinnen-met-vergeten-leestekens

Zoek de fout 

Waar ontbreekt de komma?

Wat doet dit met de betekenis van de zin?

Slide 4 - Tekstslide

De komma ontbreekt in de volgende zin:
'Ben je minimaal 15 jaar beschikbaar op twee avonden en op zaterdag.'
 
De komma moet achter '15 jaar'. Zo dus: Ben je minimaal 15 jaar, beschikbaar op twee avonden en op zaterdag?

 In de huidige vorm (zonder komma) betekent de zin eigenlijk dat je 15 jaar lang beschikbaar zou moeten zijn.


Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Tussen de delen van een opsomming in een zin en tussen meerdere bijvoeglijke naamwoorden. (Behalve bij en/of).
Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe, mooie kopjes om het in te schenken.

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.
Als het goed is, komt Lindsey zo.

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Voor of na de naam komt dan een komma.
Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Tussen een hoofdzin en een bijzin.                    
Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.
                                                                                Let op voegwoorden: hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletters? 
Historische gebeurtenissen en feestdagen wel
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maar historische periodes en tijdsaanduidingen (kalenderdingen) niet
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
De Middeleeuwen
B
De middeleeuwen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed geschreven?
A
Tijdens de tweede wereldoorlog.
B
Tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is het waarschijnlijkst?
A
Ik heb in de bijbel geschreven.
B
Ik heb in de Bijbel geschreven.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zal Roger niet verbazen dat nu iedereen deze vraag goed ....
A
beantwoord.
B
beantwoordt.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat is gek, blijkbaar ... sommigen die vorige vraag toch fout.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
C
beantwoorden
D
beantwoordden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Of ... (worden) je een beetje onzeker van dit soort vragen?
A
word
B
wordt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leergieriger ... Linda ga je ze niet vinden hier op school.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soms voel ik me een beetje ... om rare woordjes in zo'n opdrachten te verwerken.
A
verleidt
B
verleid
C
verleed

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

3 fouten
... hebben dat nooit zo bedoeld.
A
Zij
B
Hun

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hen/hun/zij
Wij hebben ons werk af 
Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons
Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar
Geef aan ons dat fietsje maar
 Zij hebben hun werk af
 hun koffer/ die koffer is van hen
 
Geef dat aan hen
Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar
Geef aan hen dat fietsje maar

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ze is even oud als...
A
ik
B
mij

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer hij zijn zus net zo vaak ziet als hij mij ziet)
A
ik
B
mij

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij ziet zijn zus net zo vaak als ...
(wanneer we allebei zijn zus even vaak zien)
A
ik
B
mij

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij zocht stad en land af naar zijn geliefde prinsesje ... haar glazen muiltje was verloren.
A
die
B
dat

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Hottentottententententoonstelling"
is correct geschreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het duurde erg lang voor Roger en Linda naar de klas met gretiggraag-lerende studenten ....
A
Loopte
B
loopten
C
liep
D
liepen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
Camera-instelling is goed gespeld
Niet waar
Waar

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies