quiz 2 - werkwoordspelling 4K

   Quiz werkwoordspelling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Quiz werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

beweren Jij hebt dat zelf altijd....
A
beweerd
B
beweerdt
C
beweert

Slide 2 - Quizvraag

vermoeden .... je op dit moment al dat je gezakt bent?
A
vermoed
B
vermoedt

Slide 3 - Quizvraag

verwoorden Je....precies wat ik bedoel.
A
verwoord
B
verwoordt
C
verwoort

Slide 4 - Quizvraag

vinden Hij ...het allemaal wel best.
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 5 - Quizvraag

vermoeien Ben jij al zo gauw ....?
A
vermoeid
B
vermoeidt
C
vermoeit

Slide 6 - Quizvraag

gebeuren In deze tijd....dat niet zo maar.
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 7 - Quizvraag

uitrusten De ....jongen ging weer vrolijk verder.
A
uitgeruste
B
uitgerustte

Slide 8 - Quizvraag

gebeuren Weet jij waar dat is ....?
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 9 - Quizvraag

verroesten Deze ....fiets is veel meer waard.
A
verroeste
B
verroestte

Slide 10 - Quizvraag

vermoeden Ik ....dit vorige week al.
A
vermoede
B
vermoeden
C
vermoedde
D
vermoedden

Slide 11 - Quizvraag

ophouden ....op met dat lawaai!
A
houd
B
houdt

Slide 12 - Quizvraag

uitrusten Na die vermoeiende klus ....wij bij die boom even uit.
A
ruste
B
rusten
C
rustte
D
rustten

Slide 13 - Quizvraag

vermoeien ....hij jou gisteren ook zo met zijn geklets?
A
vermoeide
B
vermoeiden
C
vermoeidde
D
vermoeidden

Slide 14 - Quizvraag

verwoorden Zij .....toen precies wat ik dacht.
A
verwoorde
B
verwoordde

Slide 15 - Quizvraag

vinden Nu ...jij toch ook, dat ik gelijk heb?
A
vind
B
vindt

Slide 16 - Quizvraag

beweren Tegenwoordig ....hij de meest grote onzin.
A
beweerd
B
beweerdt
C
beweert

Slide 17 - Quizvraag

vermoeden Hij...nu nog niks.
A
vermoed
B
vermoedt

Slide 18 - Quizvraag

verroesten Toen ....mijn auto snel.
A
verroeste
B
verroesten
C
verroestte
D
verroestten

Slide 19 - Quizvraag

uitputten De ....atleet kwam struikelend over de finish.
A
uitgepute
B
uitgeputte

Slide 20 - Quizvraag

vermoeien Hij ...me tegenwoordig met zijn gezeur.
A
vermoeid
B
vermoeidt
C
vermoeit

Slide 21 - Quizvraag

Hoe ging deze spellingsquiz?
Goed, ik had (bijna) alles goed
Ruim voldoende, ging wel prima
Voldoende, meer dan de helft goed
Matig, blijft punt van aandacht
Onvoldoende, ik moet nog flink oefenen

Slide 22 - Poll