Spelling blok 2 les 3

Blok 2 Spelling
Je leert een werkwoord in de tegenwoordige tijd op de goede manier te spellen.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Blok 2 Spelling
Je leert een werkwoord in de tegenwoordige tijd op de goede manier te spellen.

Slide 1 - Tekstslide

In de werkwoordspelling tegenwoordige tijd schrijf je bij hij/zij...
A
ik-vorm + dt
B
't kofschip
C
ik-vorm+t
D
ik-vorm

Slide 2 - Quizvraag

Is deze bewering waar of niet waar?

Als 'jij' achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

(Fietsen) jij elke dag naar school?
A
Fiets
B
Fietst

Slide 4 - Quizvraag

(Worden) jij elke dag naar school gebracht?
A
Wordt
B
Word

Slide 5 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin is het werkwoord goed gespeld?
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 7 - Quizvraag


Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?
Reflectie

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide


  • Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  • Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
  • Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
huil
verhuis
vind
jij
huilt
verhuist
vindt
hij, zij, u
huilt
verhuist
vindt
wij
huilen
verhuizen
vinden
jullie
huilen
verhuizen
vinden
zij
huilen
verhuizen
vinden

Slide 12 - Tekstslide

Wat schrijf je? Neem over en vul in:
ik-vorm / ik-vorm + t / hele werkwoord
ik
...
jij + pv
...
pv + jij
...
hij/zij/het
...
wij/jullie/zij
...

Slide 13 - Tekstslide

Zoek de fout:
A
Ik schud de kaarten.
B
Schudt jij de kaarten?
C
Jij schudt de kaarten.
D
Hij schudt de kaarten.

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag:
1. Maak de opdrachten van blok 2 Spelling af.
2. Maak de zelftoets van blok 1 en 2 Spelling.

Bekijk je resultaat en kies:
3a.  Oefen verder...
- Maak de oefeningen van Bijspijkeren Spelling 1 & 2.
- Haal het werkblad bij je docent.

3b. Of...
Haal een opdracht bij je docent.

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide