Als je de
ik-vorm weet, vervoeg je de werkwoorden vervolgens zoals je geleerd hebt:
1) faxen: ik fax - jij faxt - hij faxt - wij faxen
2) racen: ik race - jij racet - hij racet - wij racen
3) typen: ik typ - jij typt - hij typt - wij typen
4) stressen: ik stres - jij strest - hij strest - wij stressen
5) recyclen: ik recycle - jij recyclet - hij recyclet - wij recyclen