BG1 - Les 7

welzijn
Begeleidingsmethoden
       Module 4 - Les 7

Beroepsgericht 3
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

welzijn
Begeleidingsmethoden
       Module 4 - Les 7

Beroepsgericht 3

Slide 1 - Tekstslide

Thema's in module 4
Les 1 en 2 - Thema: Dagbesteding
Les 1: Wat is dagbesteding?
Les 2: Methodisch begeleiden

Les 3 t/m 5 - Thema: Ondersteuning en begeleiding
Les 3: Begeleiden
Les 4: Begeleidingsstijlen
Les 5: Begeleidingsmethodieken en interventietechnieken

Les 6 t/m 8 - Thema: Conflicthantering
Les 6: Conflicthantering 
Les 7: Omgaan met agressie
Les 8: Onvoorziene crisissituaties

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • De student kan benoemen welke soorten conflicten er zijn.
  • De student weet hoe hij omgaat met conflicten a.d.h.v. een test.
  • De student kan benoemen wat conflicthantering betekent. 
  • De student kan de verschillende vormen van agressie benoemen.
  • De student kan de reacties op dreigend/destructief gedrag uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Omgaan met conflicten
Deze test moet je gemaakt hebben voor BGO les 6!

Test jezelf 

Wat kwam er uit jouw test?

Slide 4 - Tekstslide

Soorten conflicten

Weet jij nog wat deze soorten conflicten inhouden?

Inhoudelijk conflict
Belangen conflict
Sociaal-emotioneel conflict

Zichtbare- en onzichtbare conflicten

Slide 5 - Tekstslide

Inhoudelijk conflict
Dit conflict gaat over de inhoud van het werk. 
Denk aan: verschil van mening over regels en procedures, verschil van inzicht over de agogische interventies.



Slide 6 - Tekstslide

Belangen conflict
Bij dit type conflict botst jouw eigen belang met het belang van anderen. 
Je hebt een verschil van mening over wat de juiste verdeling is van tijd, geld, macht, enzovoort.

Slide 7 - Tekstslide

Sociaal-emotioneel conflict
In dit type conflict staan gevoelens en emoties centraal. 
Wanneer je dit soort conflicten vaak met iemand hebt, verlies je gaandeweg het vertrouwen in de ander en krijg je vaak een hekel aan hem.

Slide 8 - Tekstslide

Zichtbaar 
onzichtbaar 
conflict
Zichtbaar conflict
Een conflict dat aan de oppervlakte komt. Het is jou en de ander duidelijk waarover jullie een conflict hebben. 
Een zichtbaar conflict is niet per se een hanteerbaar conflict. Het wil alleen zeggen dat jij én de ander erkennen dat jullie een conflict hebben en dat jullie beiden kunnen aangeven waarover het conflict gaat.

Onzichtbaar conflict
Ook wel een verborgen conflict genoemd. In deze situatie kom je er (nog) niet openlijk voor uit dat je een conflict hebt. Je zegt niet wat je dwarszit. Je gaat het conflict (en dus de ander) uit de weg. 
Een onzichtbaar conflict kan evengoed escaleren. Meer nog dan een zichtbaar conflict, juist omdat het onzichtbaar is. Als je namelijk ontkent dat jou iets dwarszit, geef je je ongenoegen en onvrede juist de ruimte om te groeien.

Slide 9 - Tekstslide

Thomas en Kilmann conflictmodel

Welke manieren zijn een effectieve manier van conflicthantering?

Slide 10 - Tekstslide

Effectieve conflicthanteringsstijlen
▪ Samenwerken en oplossen​
 Bij samenwerking ervaar je het conflict als een gezamenlijk probleem. Deze conflicthanteringsstijl staat dus lijnrecht tegenover vermijden en ontlopen. Samen met de andere partij ga je rond de tafel zitten om erover te praten. Kenmerkend is dat je samen vaststelt wat nu het probleem is.

▪ Onderhandelen en een compromis zoeken​
Bij onderhandelen en het zoeken van een compromis probeer je samen met de andere partij een oplossing te vinden die voor beide partijen gedeeltelijk bevredigend is. Deze conflicthanteringsstijl houdt het midden tussen vechten en aanpassen en is voornamelijk aan de orde bij kwesties waarbij grote belangen spelen. 

Slide 11 - Tekstslide

Niet-effectieve
conflicthanteringsstijlen
▪ Forceren en vechten​
Bij vechten en forceren (afdwingen, doordrukken) streef je je eigen belangen na ten koste van de ander. Je probeert je eigen wil, je eigen mening, je eigen strategie op te leggen aan de ander, vaak door gebruik van macht.

▪ Ontlopen en vermijden​
Bij ontlopen en vermijden ga je het conflict niet aan. Het probleem van deze strategie is dat je niet opkomt voor jezelf en de ander jouw grenzen dus niet kan respecteren. Deze conflicthanteringsstijl heeft vooral op de lange termijn veel nadelen. Omdat je je niet uitspreekt, krop je de dingen op. 

▪ Aanpassen en toegeven​ 
Net als bij ontlopen en vermijden ga je ook bij aanpassen en toegeven het conflict niet aan. Maar je wilt het conflict niet op de spits drijven, of je wilt de goede samenwerking niet op het spel zetten, of je vindt de belangen van de ander groter dan die van jezelf. Daarom kies je voor aanpassen en toegeven.

 

Slide 12 - Tekstslide

Voorkomen escalatie versus in gang zetten

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Roos van Leary

De Roos van Leary is een model waarmee escalatie bij conflicten of een impassen in gedragspatronen kunnen worden doorbroken.

Binnen het model van de Roos van Leary roept ‘Boven-gedrag’ ‘Onder-gedrag’ op en andersom.
‘Samen-gedrag’ versterkt ‘Samen-gedrag’ en ‘Tegen-gedrag’ roept ‘Tegen-gedrag’ op.

 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Roos van Leary
  • De Roos van Leary helpt bij bewustwording van gedrag (van jezelf én de ander) en de dynamiek van gedrag binnen groepen. 
  • Het model geeft inzichten om gedrag te beïnvloeden door zelf het gewenste gedrag te vertonen (samen of tegen) of juist het tegenovergestelde gedrag te laten zien (boven of onder).

 

Slide 17 - Tekstslide

Roos van Leary

Slide 18 - Tekstslide

Voor jezelf opkomen
  • Assertief gedrag
  • Sub-assertief gedrag
  • Agressief gedrag

Slide 19 - Tekstslide

Assertief gedrag
  • Je bent niet afhankelijk van anderen;
  • Neemt verantwoordelijkheid voor eigen behoeften, gevoelens en gedachten;
  • Respecteert de grens van de ander, maar geeft ook eigen grenzen aan.


Slide 20 - Tekstslide

Sub-assertief gedrag
  • Je laat je gedrag afhangen van anderen;
  • Staat toe dat een ander over jouw grens heen gaat;
  • Je maakt keuzes op de behoeften van anderen.

Slide 21 - Tekstslide

Agressief gedrag
  • Je bent té sturend of dominant;
  •  Jij bepaalt hoe anderen zich moeten gedragen/handelen;
  • Je geeft de ander geen ruimte om zelf keuzes te maken.

Slide 22 - Tekstslide

Assertief
Sub-assertief
Agressief  

Slide 23 - Tekstslide

Expressieve agressie
Een luidruchtige manier om ongenoegen of negatieve gevoelens te uiten (teleurstelling/woede).
Richt zich meestal niet op een bepaald persoon maar meer op de situatie/organisatie. 


Aanpak:
  • Toon begrip;
  • Stel grenzen.

Slide 24 - Tekstslide

Frustratie agressie
Een gevoel van irritatie, ontevredenheid of onmacht.

Aanpak:
  • Blijf rustig, luister actief en neem de cliënt echt serieus;
  • Laat de cliënt (gecontroleerd) uitrazen, ga niet in discussie, vat samen wat je hoort en ziet;
  • Ga pas in gesprek wanneer de cliënt gekalmeerd is en wees eerlijk in wat de cliënt van je kan verwachten; 
  • Stel zo nodig rustig grenzen aan het gedrag.

Slide 25 - Tekstslide

Instrumentele agressie
Weloverwogen om een bepaald doel te bereiken, agressie wordt ingezet als middel.

Aanpak:
  • Ga weg als er gevaar dreigt voor je eigen veiligheid;
  • Maak direct en rustig duidelijk dat dit gedrag tot niets leidt;
  • Maak duidelijk dat je op deze manier niet wil communiceren; 
  • Geef de cliënt de keus; of hij stopt met dit gedrag of je beëindigt het gesprek hoe dan ook.

Slide 26 - Tekstslide

Willekeurige agressie
Het ontbreekt aan redelijkheid.
Onvoorspelbaar en kan snel gewelddadig worden (onbeheerste agressie).

Aanpak:
  • Zorg dat je op de hoogte bent van de aandoening of stoornis;
  • Let op signalen van agressie-opbouw; 
  • Zorg dat je niet alleen bent als de spanning opbouwt;
  • Roep direct hulp in als de cliënt agressief wordt;
  • Stel je eigen veiligheid voorop. 

Slide 27 - Tekstslide

Territoriumleer
Territorium = afbakening, van de totale leefwereld van het individu ​
 

Territorialiteit =  bezitsdrang 
- fysieke ruimte​
- persoonlijke ruimte​
- psychologische ruimte​


Slide 28 - Tekstslide

Voor jezelf opkomen
  • Assertief gedrag
  • Sub-assertief gedrag
  • Agressief gedrag

Slide 29 - Tekstslide

Assertief gedrag
  • Je bent niet afhankelijk van anderen;
  • Neemt verantwoordelijkheid voor eigen behoeften, gevoelens en gedachten;
  • Respecteert de grens van de ander, maar geeft ook eigen grenzen aan.


Slide 30 - Tekstslide

Sub-assertief gedrag
  • Je laat je gedrag afhangen van anderen;
  • Staat toe dat een ander over jouw grens heen gaat;
  • Je maakt keuzes op de behoeften van anderen.

Slide 31 - Tekstslide

Agressief gedrag
  • Je bent té sturend of dominant;
  •  Jij bepaalt hoe anderen zich moeten gedragen/handelen;
  • Je geeft de ander geen ruimte om zelf keuzes te maken.

Slide 32 - Tekstslide

Assertief
Sub-assertief
Agressief  

Slide 33 - Tekstslide

Expressieve agressie
Een luidruchtige manier om ongenoegen of negatieve gevoelens te uiten (teleurstelling/woede).
Richt zich meestal niet op een bepaald persoon maar meer op de situatie/organisatie. 


Aanpak:
  • Toon begrip;
  • Stel grenzen.

Slide 34 - Tekstslide

Frustratie agressie
Een gevoel van irritatie, ontevredenheid of onmacht.

Aanpak:
  • Blijf rustig, luister actief en neem de cliënt echt serieus;
  • Laat de cliënt (gecontroleerd) uitrazen, ga niet in discussie, vat samen wat je hoort en ziet;
  • Ga pas in gesprek wanneer de cliënt gekalmeerd is en wees eerlijk in wat de cliënt van je kan verwachten; 
  • Stel zo nodig rustig grenzen aan het gedrag.

Slide 35 - Tekstslide

Instrumentele agressie
Weloverwogen om een bepaald doel te bereiken, agressie wordt ingezet als middel.

Aanpak:
  • Ga weg als er gevaar dreigt voor je eigen veiligheid;
  • Maak direct en rustig duidelijk dat dit gedrag tot niets leidt;
  • Maak duidelijk dat je op deze manier niet wil communiceren; 
  • Geef de cliënt de keus; of hij stopt met dit gedrag of je beëindigt het gesprek hoe dan ook.

Slide 36 - Tekstslide

Willekeurige agressie
Het ontbreekt aan redelijkheid.
Onvoorspelbaar en kan snel gewelddadig worden (onbeheerste agressie).

Aanpak:
  • Zorg dat je op de hoogte bent van de aandoening of stoornis;
  • Let op signalen van agressie-opbouw; 
  • Zorg dat je niet alleen bent als de spanning opbouwt;
  • Roep direct hulp in als de cliënt agressief wordt;
  • Stel je eigen veiligheid voorop. 

Slide 37 - Tekstslide

Territoriumleer
Territorium = afbakening, van de totale leefwereld van het individu ​
 

Territorialiteit =  bezitsdrang 
- fysieke ruimte​
- persoonlijke ruimte​
- psychologische ruimte​


Slide 38 - Tekstslide

Menselijke territorialiteit
  • Privé schuilplaats: Schuilplaats om tot rust te komen en energie op te doen.
  • Persoonlijke ruimte: Intieme afstand, persoonlijke afstand, publieke afstand.
  • Psychologische ruimte: Aandacht wekken, aandacht vasthouden, manipulatie, beïnvloeden.
  • Aktieterreinen: Gebieden waar men actief is (hobby's, gezin, werk, vrienden etc.)

Slide 39 - Tekstslide

Territoriaal gedrag
  • Afbakenen: Het afbakenen van gebied om het bezit of eigendom ervan aan te duiden.
  • Waarschuwing: Het aanbrengen van waarschuwingstekens , concreet of symbolisch, om indringers er op te wijzen dat ze op verboden terrein komen.
  • Verdediging: De verdediging van het gebied waarop aanspraak wordt gemaakt. Dit kan met allerlei mogelijke middelen.
  • Veroveren: Actieve pogingen om nieuwe gebieden te veroveren of gebieden uit te breiden.

Slide 40 - Tekstslide

Territoriumverlies bij cliënten
Dit kan leiden tot:
  • Angst: verlies van zelfcontrole, zelfwaardering, waanvoorstellingen​;
  • Frustratie: hulpeloosheid, gemis van persoonlijke behoeften​;
  • Minderwaardigheidsgevoelens: compensatiegedrag (geweld)​;
  • Verdriet: woede, verstrikt raken in negatieve gevoelens​;
  • Destructief gedrag: verbaal en non-verbaal geweld.

Slide 41 - Tekstslide

Herkennen van dreigend en destructief gedrag
  • Defensief gedrag: komt voort uit angst en hulpeloosheid, gericht op de omgeving en anderen om het eigen territorium te beschermen;
     
  • Offensief gedrag: is bedoeld te vernietigen of te straffen, gericht op zichzelf en/of op omgeving en anderen​;
     
  • Extreem passief gedrag: geen mogelijkheden zien om gevoelens van woede effectief te uiten​.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Menselijke territorialiteit
  • Privé schuilplaats: Schuilplaats om tot rust te komen en energie op te doen.
  • Persoonlijke ruimte: Intieme afstand, persoonlijke afstand, publieke afstand.
  • Psychologische ruimte: Aandacht wekken, aandacht vasthouden, manipulatie, beïnvloeden.
  • Aktieterreinen: Gebieden waar men actief is (hobby's, gezin, werk, vrienden etc.)

Slide 44 - Tekstslide

Territoriaal gedrag
  • Afbakenen: Het afbakenen van gebied om het bezit of eigendom ervan aan te duiden.
  • Waarschuwing: Het aanbrengen van waarschuwingstekens , concreet of symbolisch, om indringers er op te wijzen dat ze op verboden terrein komen.
  • Verdediging: De verdediging van het gebied waarop aanspraak wordt gemaakt. Dit kan met allerlei mogelijke middelen.
  • Veroveren: Actieve pogingen om nieuwe gebieden te veroveren of gebieden uit te breiden.

Slide 45 - Tekstslide

Territoriumverlies bij cliënten
Dit kan leiden tot:
  • Angst: verlies van zelfcontrole, zelfwaardering, waanvoorstellingen​;
  • Frustratie: hulpeloosheid, gemis van persoonlijke behoeften​;
  • Minderwaardigheidsgevoelens: compensatiegedrag (geweld)​;
  • Verdriet: woede, verstrikt raken in negatieve gevoelens​;
  • Destructief gedrag: verbaal en non-verbaal geweld.

Slide 46 - Tekstslide

Herkennen van dreigend en destructief gedrag
  • Defensief gedrag: komt voort uit angst en hulpeloosheid, gericht op de omgeving en anderen om het eigen territorium te beschermen;
     
  • Offensief gedrag: is bedoeld te vernietigen of te straffen, gericht op zichzelf en/of op omgeving en anderen​;
     
  • Extreem passief gedrag: geen mogelijkheden zien om gevoelens van woede effectief te uiten​.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Wat kan jij preventief doen voor dreigend/destructief gedrag?

Slide 49 - Woordweb

Preventie van dreigend/
destructief gedrag
  • Zelfbewustzijn van de begeleider;
  • Het gedragspatroon van de cliënt kennen;  
  • Individuele behandelingsplannen; 
  • ​De juiste interventies toepassen (boosheid niet met boosheid beantwoorden, de cliënt niet uit de weg gaan maar effectief​ ingrijpen)​;
  • De hulplijst;
  • Evaluatie (nooit direct).

Slide 50 - Tekstslide

De hulplijst bij agressie
  • Realiseer jezelf dat de agressie bijna nooit is gericht tegen jou als persoon;​
  • Ga niet in discussie​;
  • Provoceer nooit​;
  • Ga het conflict alleen aan als je zeker weet dat je de situatie volledig onder controle hebt​;
  • Bewaak ten alle tijden je eigen veiligheid​;
  • Probeer bij fysiek geweld vrij te komen uit de situatie​;
  • Ga het fysiek contact alleen aan bij gevaar van:​
    - de veiligheid van andere cliënten,​
    - de veiligheid van jezelf of je collega’s
    - de veiligheid van de cliënt die agressief is​;
  • Zoek na elke vorm van geweld hulp!

Slide 51 - Tekstslide

Reactie op dreigend/
destructief gedrag

Slide 52 - Tekstslide