Unité 4: Tu habites où? - alles (deel 1)
1 / 25
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
la chambre
A
de badkamer
B
de keuken
C
de slaapkamer
D
het raam
Slide 2 - Quizvraag
la boulangerie
A
het stoplicht
B
de kast
C
de bakker
D
de lift
Slide 3 - Quizvraag
le lit
A
de kast
B
het bed
C
de vuilnisbak
D
het vloerkleed
Slide 4 - Quizvraag
jusqu'à
A
tot aan
B
daarna, vervolgens
C
hier
D
enkele
Slide 5 - Quizvraag
le feu, les feux
A
de rotonde
B
de lamp
C
het stoplicht
D
de oven
Slide 6 - Quizvraag
la chaise
A
het balkon
B
de deur
C
de tuin
D
de stoel
Slide 7 - Quizvraag
sous
A
voor
B
achter
C
op
D
onder
Slide 8 - Quizvraag
l'escalier
A
de lift
B
de trap
C
de etage
D
de (lade)kast
Slide 9 - Quizvraag
chercher
A
aankomen
B
doorgaan
C
oversteken
D
zoeken
Slide 10 - Quizvraag
le magasin
A
het magazijn
B
het tijdschrift
C
de winkel
D
de supermarkt
Slide 11 - Quizvraag
tout près
A
dichtbij
B
daarna, vervolgens
C
een heleboel
D
tegenover
Slide 12 - Quizvraag
à côté de
A
naast
B
in
C
voor
D
achter
Slide 13 - Quizvraag
nous ...
A
vais
B
vont
C
allez
D
allons
Slide 14 - Quizvraag
elles ...
A
va
B
vas
C
vont
D
vais
Slide 15 - Quizvraag
tu ...
A
vas
B
vais
C
va
D
allez
Slide 16 - Quizvraag
il ...
A
vont
B
va
C
vais
D
allons
Slide 17 - Quizvraag
la (grand) fille (v)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes
Slide 18 - Quizvraag
les chaussures (vmv) (vert)
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes
Slide 19 - Quizvraag
le mur (m) (bleu)
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues
Slide 20 - Quizvraag
les garçons (mmv) (français)
A
français
B
française
C
françaiss
D
françaises
Slide 21 - Quizvraag
Mon bureau est sous la fenêtre.
A
Mijn kast staat tegen de muur.
B
Mijn bureau staat onder het raam.
Slide 22 - Quizvraag
Tu es content(e) de ta chambre?
A
Ben je blij met je kamer?
B
Hoe ziet je kamer eruit?
Slide 23 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Je n'mange pas de fruits.
B
Je mange ne pas de fruits.
C
Je ne mange pas de fruits.
D
Ne je mange pas de fruits.
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Je aime pas le ne chocolat.
B
Je n'aime pas le chocolat.
C
Je ne aime pas le chocolat.
D
Je n' pas aime le chocolat.
