4v les 3, par 1.4 Meetonzekerheid en significantie

Startklaar
Telefoon in telefoon-tas
laptop en schrift op tafel
naar deze Lessonup:

Beantwoord in je schrift: 1) in F=mg, wat is de eenheid van g?
2) Noteer, in wetenschappelijke notatie, de uitkomst van 
3)Klaar? begin met lezen 1.4

41041.2102
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
Telefoon in telefoon-tas
laptop en schrift op tafel
naar deze Lessonup:

Beantwoord in je schrift: 1) in F=mg, wat is de eenheid van g?
2) Noteer, in wetenschappelijke notatie, de uitkomst van 
3)Klaar? begin met lezen 1.4

41041.2102

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Natuurkunde - 4V
Les 3
  • Startklaar 
  • Recap §1.1-§1.3
  • Uitleg §1.4: Meetonzekerheid en significantie
  • Maken opgaven §1.4
Lesplanning

Slide 2 - Tekstslide

Planning - deze periode, huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Samenvatting 1.1
Grootheden staan voor wat we meten
Eenheden staan voor hoe we meten
Elke grootheid en eenheid heeft een afkorting
Alle eenheden kunnen naar de grondeenheden herschreven worden

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatting 1.2



Voorvoegsels(zoals kilo) geven machten van tien aan
Bij natuurkunde gebruiken we de wetenschappelijke notatie: 

Wordt naar orde van grootte gevraagd? afronden op 10-tal 

10p=10p1
10k10p=10k+p
10p10k=10kp
(10k)p=10kp
100=1
c=3.0108sm

Slide 5 - Tekstslide

Samenvatting 1.3
[grootheid]=eenheid, bvb [m]=kg
Eenheden moet je op elkaar afstemmen: m=cm werkt niet
Je kan bijna elke eenheid omzetten in basis SI eenheden

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet verschillende meetfouten te herkennen
  • Ik kan de hoeveelheid significante getallen benoemen
  • Ik kan na een optelling/aftrekking de correcte significantie toepassen
  • Ik kan na een vermenigvuldiging de correcte significantie toepassen

Slide 7 - Tekstslide

asd
Hoofdstuk 1.4  
 Meetonzekerheid en significantie 

Slide 8 - Tekstslide

Enrico Fermi:
"About 40 seconds after the explosion the air blast reached me. I tried to estimate its strength by dropping from about six feet small pieces of paper before, during, and after the passage of the blast wave. Since, at the time, there was no wind I could observe very distinctly and actually measure the displacement of the pieces of paper that were in the process of falling while the blast was passing. The shift was about 2 1/2 meters, which, at the time, I estimated to correspond to the blast that would be produced by ten thousand tons of T.N.T."

Slide 9 - Tekstslide

Trinity
25 kilotons of TNT (100 TJ) ± 2 kilotons of TNT (8.4 TJ)

Slide 10 - Tekstslide

Meetonzekerheid
3 soorten fouten:
toevallige fout
systematische fout
afleesfout

Slide 11 - Tekstslide

toevallige fout
- willekeurige fout in apparaat
- op het verkeerde moment indrukken van bijv een stopwatch

Slide 12 - Tekstslide

systematische fout
bijv een stroommeter die constant 0,05 A te hoog aan geeft

kun je vaak zien doordat 0 niet 0 is

of een meetlat die verkeerd is gemaakt

100 centimeter op de lat is eigenlijk 101 centimeter

Slide 13 - Tekstslide

afleesfout
fout in het aflezen doordat je er bijvoorbeeld niet recht voor staat

Slide 14 - Tekstslide

regels aflezen (analoog)
  • aflezen op 1/10-deel van de maatverdeling
  • de 'fout' is ook 1/10 deel


Slide 15 - Tekstslide

voorbeeld aflezen
bijv op je geodriehoek:
de maatverdeling is in mm:
aflezen op 1/10-mm
de foutmarge is 1/10-mm

voorbeeld uitkomst: 7,16 cm
(meting ligt tussen 7,155 en 7,165 in)

Slide 16 - Tekstslide

Hoe lang is het plankje?
A
6,8 cm
B
7 cm
C
6,82 cm
D
6,5 cm

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel water zit er in deze maatcilinder?
A
5,0 ml
B
5,00 ml
C
4,8 ml
D
4,83 ml

Slide 18 - Quizvraag

Significantie
De significantie zegt iets over de nauwkeurigheid van de meting

omdat metingen nooit helemaal precies (kunnen) zijn gaan we ook niet doen alsof en willen we graag weten hoe nauwkeurig het wel is.

Slide 19 - Tekstslide

Wat zegt meer over de nauwkeurigheid...
A
het aantal cijfers
B
het aantal cijfers achter de komma

Slide 20 - Quizvraag

regels voor significantie
Het aantal cijfers is belangrijk!
0-en vooraan tellen niet mee
0-en achteraan wel

constanten en wetenschappelijke notatie tellen niet mee, 
alleen MEETWAARDEN

Slide 21 - Tekstslide

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
34,5
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
0,023
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
56,00
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
1,20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

2,3103
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

0,0189102
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

1,50100
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Bijzondere gevallen
1/3(=0.33333...) heeft een oneindige significantie, nooit mee antwoorden dus

Slide 29 - Tekstslide

Rekenen met significantie
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal significante cijfers  bij de meetwaarden

bijvoorbeeld: 2,5*4,78=11,95=12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord ook afronden op 2 cijfers

Slide 30 - Tekstslide

reken uit met behoud van significantie:
3,4*2,1=
A
7
B
7,1
C
7,14
D
7,140

Slide 31 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
12*56,4
A
676,8
B
677
C
6,768*10^2
D
6,8*10^2

Slide 32 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
12,6/4,2
A
3
B
3,0
C
3,00
D
3,0000

Slide 33 - Quizvraag

rekenen met significantie II
Voor de significantie van je antwoord bij optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen achter de komma.

Je antwoord heeft hetzelfde aantal getallen achter de komma

bijvoorbeeld: 5,78+6,9=12,68=12,7 
6,9 heeft namelijk 1 decimaal achter de komma

Slide 34 - Tekstslide

reken uit met behoud van significantie
4,29+2,5=
A
6,7
B
6,8
C
6,79
D
6,80

Slide 35 - Quizvraag

reken uit met behoud van significantie
14,84+5,16
A
20
B
20,0
C
20,00
D
2,0*10^1

Slide 36 - Quizvraag

Let op!
Laatste vraag is lastig maar belangrijk!

eerst de opgave uitrekenen
dan de juiste significantie
dan eventueel in de wetenschappelijke notatie maar niet meer de significantie veranderen!

Slide 37 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet verschillende meetfouten te herkennen
  • Ik kan de hoeveelheid significante getallen benoemen
  • Ik kan na een optelling/aftrekking de correcte significantie toepassen
  • Ik kan na een vermenigvuldiging de correcte significantie toepassen

Slide 38 - Tekstslide

Samenvatting 1.4
  • Bij metingen kan je toevallige(eenmalige), systematische(terugkerende) en afleesfouten maken
  • Het aantal significante cijfers tel je van links naar rechts, eerste nullen niet meegerekend
  • Significantie bij vermenigvuldigen kijkt naar aantal significante cijfers
  • Significantie bij optellen/aftrekken kijkt naar cijfers achter de komma

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk
§1.4: 18-22




Morgen: 1.5, van meting naar diagram
Weer laptop, boek en schrift mee!

Slide 40 - Tekstslide