§1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

H1 Nederland van 1848 tot 1914

§1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Deze les: Monarchie, democratie en rechtsstaat

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Monarchie en Republiek

Monarchie = 

Staatshoofd =

Republiek =

Democratie = 

Parlementaire democratie = 

Wat is het kabinet?

1. Alle ministers
2. Alle mensen van de regering
3. De Tweede Kamer
4. Het volk

Wie is de baas van Nederland?

1. Mark Rutte
2. Willem-Alexander
3. Het parlement
4. Het volk

Wat is het parlement?

1. 1e kamer
2. 2e kamer
3. 1e en 2e kamer
4. de ministers

Welke woorden horen bij het bestuur van Nederland?

Bestuur van Nederland

Republiek

Staatshoofd

President

Parlement

Dictatuur

Staten-Generaal

Premier

Democratie

Als ik nu zou mogen stemmen weet ik op welke partij ik ga stemmen

Ja

Nee

Maak de kieswijzer

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Rechtsstaat

• 
  
• NL is constitutionele monarchie
• --> Land met koning + grondwet
• 
  
• Grondwet: hoe NL geregeerd wordt + grondrechten

00:20

Welke macht hoort niet bij de machtenscheiding?

1. Wetgevende
2. Lesgevende
3. Rechterlijke
4. Uitvoerende

00:49

Waarom werd de machtenscheiding ingevoerd?

02:26

Ze de woorden op de juiste plek

Rechters

Regering

Eerste kamer

Tweede kamer

Regering

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Regering en parlement

• Neem over in 
• aantekeningen
• 
  

Tweede kamer

Eerste kamer

Recht van amendement

Recht van enquete

Recht van initiatief

Recht van budget

Recht van interpellatie

Recht van enquete

Recht van interpellatie

Recht van budget

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Regering en parlement

Eerste kamer	Tweede kamer
Enquete	Enquete
Budget	Budget
Interpellatie	Interpellatie
	Initiatief
	Amendement

§1.1 De Nederlandse staatinrichting nu

Klassieke en sociale 

grondrechten

Klassiek	Sociaal
Bescherming tegen overheid	Bescherming door overheid
Vrijheid van....	Recht op...
Ken ze allemaal. Je moet ze kunnen toepassen.	Ken ze allemaal. Je moet ze kunnen toepassen.