Spelling blok 2 2KT

Spelling - Blok 2
Maar eerst.. even lezen. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling - Blok 2
Maar eerst.. even lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor soort werkwoord (vorm + tijd) is het werkwoord?
Hij (verven) vorige week zijn kamer blauw.

Slide 2 - Open vraag

Hoe schrijf je het werkwoord en hoe weet je dat?

Hij (verven) vorige week zijn kamer blauw.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Hij (vergroten) de foto van zijn hond.
A
vergrote
B
vergrotte
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 5 - Quizvraag

Mijn moeder (mixen) het beslag.
A
mixte
B
mixde
C
mixtte
D
mixdde

Slide 6 - Quizvraag

1. Wat voor soort werkwoord is het werkwoord tussen haakjes?
2. Schrijf erbij hoe je dit werkwoord vervoegt.

Gino heeft een mop (vertellen).

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat moet er op de puntjes staan?

Onze school heeft niet bezuinig... op laptops.
A
d
B
t
C
dt

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?

De reddingswerkzaamheden werden
belemmer... door het slechte weer.
A
d
B
t
C
dt

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noem je dit soort woorden?

boekenplank - schoenendoos - kastanjeboom

Slide 11 - Open vraag

Theorie (samenstellingen)
= van bestaande woorden een nieuw woord maken

Basisregel = als het linkerdeel van de samenstelling alléén een meervoud heeft op -en of -n, schrijf dan -en/-n. 



eik + boom                                               kat + bak
blinde + school                                      krant + kop
hart + wens                                              dakloze + krant
peer + boom                                            kip + vel

Slide 12 - Tekstslide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:
- als het eerste deel geen meervoud heeft     
tarwebrood, benzinegeur
- als het eerste deel een meervoud op -s en op -(e)n heeft     
groenteboer, geboortecijfer
- als het eerste deel het tweede deel versterkt:
 reuzeleuk, apetrots, beregoed
- als er van het eerste deel maar één bestaat:
 Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

Slide 13 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 14 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 15 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!
Weektaak:
Blok 2 Spelling: Opdracht 2.8 – 2.9 – 2.10 – Dictee

Slide 17 - Tekstslide