lesson 2 grammar will/won't/shall

Grammar -Toekomst : will en shall en going to 
Om aan te geven dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. 

 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammar -Toekomst : will en shall en going to 
Om aan te geven dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. 

 

Slide 1 - Tekstslide

We are going on a ............

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Grammar
  • Herhaling van het werkwoord 'To be' = zijn

  • To be going to: Je kunt in het Engels uitleggen wat je binnenkort van plan bent te gaan doen ( in de toekomst > the future 
  • going = gaan

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf op:  'to be going to'
Vorm:
I + am + going to + hele werkwoord
you/we/they + are + going to + hele werkwoord
he/she/it + is + going to + hele werkwoord


Slide 5 - Tekstslide

Mark and Jessica ___ play tennis tomorrow.
A
am going to
B
are going to
C
is going to

Slide 6 - Quizvraag

The dog ___ run after the ball!
A
am going to
B
are going to
C
is going to

Slide 7 - Quizvraag

What are you doing next weekend?
I .... celebrate my birthday Saturday night.
A
am going to
B
is going to
C
are going to

Slide 8 - Quizvraag

___ we ___ watch a movie
this afternoon?
A
am ... going to
B
are ... going to
C
is ... going to

Slide 9 - Quizvraag

(-) She ......... (to play) hockey next week.
A
are not going to play
B
am not going to play
C
is going to play
D
is not going to play

Slide 10 - Quizvraag

Aantekening 'to be going to':

Are you going on holiday?


I am not going to do the dishes tonight

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Future
  • WILL, WON't, SHALL 

Example:

One day I will visit South Africa

Slide 13 - Tekstslide

Formule
will + hele werkwoord

Voorbeeld: We will do our homework .


Slide 14 - Tekstslide

Vormen
Je gebruikt voor alle personen dezelfde vorm.
Je kan 'will'op twee manieren schrijven:


  1. Lange vorm: Will
    One day he will have his own car.

  2. Korte vorm: 'll
    One day he'll have his own car .

Slide 15 - Tekstslide

Ontkennende zinnen
  • Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter 'will', 
  • Gebruik de korte vorm: won't 


I won't do my homework tomorrow 


Slide 16 - Tekstslide

Vragende zinnen
Bij vragen zet je 'will' vooraan .
Will we meet  him again ? Zullen we hem nog een keer ontmoeten? 

LET OP: 
Bij vragen met 'I' en 'we' gebruiken we SHALL  
Shall we go to the cinema? Zullen we naar de bioscoop gaan?
Shall  gebruik je dus om een voorstel te doen 

Slide 17 - Tekstslide

She ___________ turn sixteen next June.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 18 - Sleepvraag

He ___________ tell you what to do.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 19 - Sleepvraag

___________ I help you with your homework?
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
Will
Shall

Slide 20 - Sleepvraag

I don't know, ___________ we tell her the truth?
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 21 - Sleepvraag

Marie ___________ text us when we can visit.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 22 - Sleepvraag


    The weather ________ be sunny and dry tomorrow.

    Marc ________ join us for dinner, he's not hungry.

   _______ we meet at eight on Friday?

     Maybe they _______ give you you money back if you ask nicely.
will
won't
shall
will

Slide 23 - Sleepvraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

SAMENVATTING

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

I ____ go to the cinema later today
A will
B shall
A
A
B
B

Slide 28 - Quizvraag

___ they do their homework on Saturday?
A will
B Shall

A
A
B
B

Slide 29 - Quizvraag

No, I ___ listen to you anymore!
A Will
B Shall
C Won't
A
A
B
B
C
C

Slide 30 - Quizvraag

___ I work from home next Friday?
A Will
B Shall
A
A
B
B

Slide 31 - Quizvraag

Maak de zin af met de woorden tussen haakjes
( you - to travel ) to South Africa this summer?

Slide 32 - Open vraag

Maak de zin af met de woorden tussen haakjes
(they - to play) music at my birthday party next month.

Slide 33 - Open vraag

Maak de zin af met de woorden tussen haakjes
( I - not - to run) 10 kilometers anymore!

Slide 34 - Open vraag

He .... us next week.
A
will
B
will visit
C
will visits
D
visits

Slide 35 - Quizvraag

I don't like Stefan. I .... him with his homework.
A
will help
B
will not help
C
won't help
D
help

Slide 36 - Quizvraag

Look at the dark clouds. I ... soon.
A
will
B
rains
C
rain
D
will rain

Slide 37 - Quizvraag

I have football practise tonight. We ... a movie tonight.
A
will watch
B
will watches
C
won't watches
D
won't watch

Slide 38 - Quizvraag