De brug: grammatica zinsdelen deel 2

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Deel 2 grammatica zinsdelen
Gezamenlijk starten, daarna extra instructie vwo
Bijvoeglijke bepaling
enkelvoudige & samengestelde zinnen
Hoofd- en bijzinnen
zinsdeelzinnen

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
 De boomlange spits van VVZ / heeft / in de belangrijke wedstrijd tegen SO Soest / een heel spectaculair doelpunt / gemaakt.

 
bijv.bep = boomlange → spits, bijv.bep = van VVZ → spits
bijv.bep = belangrijke → wedstrijd, bijv.bep = tegen SO Soest → wedstrijd
bijv.bep = heel spectaculair → doelpunt

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen
1. Wil jij ook graag de allernieuwste smartphone?
2. Een hippe telefoon speelt voor veel kinderen een belangrijke rol
3. sommige leerlingen van 12 zijn al verslaafd aan hun mooie telefoon


Verdeel de zin in zinsdeelstrepen.
Noteer binnen de zinsdelen, waar mogelijk, de bijvoeglijke bepalingen

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen.

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
Rico (ow) heeft een krantenwijk.

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:
  1. {HZ, Rico (ow) heeft een krantenwijk}, want {HZ, hij (ow) spaart voor een brommer}.
  2. (BZ, Omdat Rico (ow) voor een brommer spaart), {HZ heeft hij (ow) een krantenwijk}.
  3. {HZ, Rico (ow) heeft een krantenwijk}, want {HZ, hij (ow) spaart voor een brommer, (BZ, omdat hij (ow) heel ver van school woont)}.



Hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen
  1. In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.
  2. Toen de zomervakantie steeds dichterbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd
  3. Als ik jouw was, zou ik zeker op tijd komen voor de eerste bijles van de wiskundedocent.
Neem de zinnen over in je schrift en geef aan of de bovenstaande zinnen (H+H), (H+B) OF (B+H) zijn

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, is de bijzin onderdeel (een zinsdeel) van de hoofdzin. 

De meest voorkomende zinsdeelzinnen zijn: onderwerpszin (ow-zin), lijdendvoorwerpszin (lv-zin), meewerkendvoorwerpszin (mv-zin) en bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin), meestal bijwoordelijke bijzin genoemd. In een zinsdeelzin staat altijd een persoonsvorm:

– De winnaar van de quiz (onderwerp) ontvangt een prijs.
– {(onderwerpszin) Wie de quiz wint), ontvangt een prijs (hoofdzin)}.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
  1. Ik zal niet snel vergeten dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht.
  2. Dat je Sem meeneemt naar de laatste schoolavond, is een goed idee
  3. Wie mij bijles wiskunde wil geven, beloof ik een avondje naar de film


Zoek de bijzinnen en benoem ze. 
ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin

Slide 8 - Tekstslide

Nu:
havo: maken - de brug grammatica zinsdelen - opdracht 4, 5, 6

vwo: extra instructie voor de extra stof
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
onderschikte bijwoordelijke bepaling
bijvoeglijke bijzin

Slide 9 - Tekstslide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich verslapen, zich verspreken) hoort altijd een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons). Je kunt immers niet een ander verslapen of verspreken.

In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde:
Vrijwel elke ochtend verslaapt Jasper zich.
wg = verslaapt zich
verplicht wederkerende werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich amuseren, zich omdraaien) hoort niet per se een wederkerend voornaamwoord. Je kunt immers ook een ander amuseren of iets omdraaien. 
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde, maar is het lijdend voorwerp:

– Op het schoolfeest amuseerde Caroline haar klasgenoten.
wg = amuseerde; lv = haar klasgenoten
Dus:
– Op het schoolfeest amuseerde Caroline zich.
wg = amuseerde; lv = zich
 toevallig wederkerende werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Als de kern geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord is, is er sprake van een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb).
– 2 De in Carré optredende artiest / is / onder jongeren / geweldig populair (bn).

obwb = geweldig → populair
Soms zit een obwb binnen een bijvoeglijke bepaling.

De boomlange spits van VVZ / heeft / in de belangrijke wedstrijd tegen SO Soest / een heel spectaculair doelpunt / gemaakt.
obwb = heel → spectaculair

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

bijvoeglijke bijzin
In een zinsdeel met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan.
Als die bijvoeglijke bepaling een persoonsvorm bevat, spreken we over een bijvoeglijke bijzin (bijv.bijzin). Vergelijk:

– Het vorige week geopende museum trok meteen veel bezoekers.
bijv.bep = vorige week geopende

– Het museum, dat vorige week geopend is, trok meteen veel bezoekers.
bijv.bijzin = dat vorige week geopend is

Slide 14 - Tekstslide

Nu:
vwo: maken - opdracht 3, 5, 6, 7
havo: maken - opdracht 4, 5, 6

Huiswerk voor maandag 5 september

Slide 15 - Tekstslide