Biologie H2

Biologie H2 voeding en vertering
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Biologie H2 voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Voedingsmiddelen
Alles wat je eet en drinkt, kunnen plantaardig of dierlijk zijn. Er zijn ook plantaardige producten die je kunt gebruiken zoals: sojadrink en halvarine. Sojadrink wordt gemaakt van sojabonen en halvarine wordt gemaakt van plantaardige olie, bijvoorbeeld olie van zonnebloemen en olijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Heeft je lichaam nodig voor energie, groei en herstel. 
Vier verschillende bouwstoffen:
1. Brandstoffen: leveren energie. Energie is nodig voor: op peil houden lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam. 
2. Bouwstoffen: nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam. Je lichaam kan nieuwe cellen en weefsels maken.
3. Reservestoffen: niet direct nodig, worden opgeslagen in je lichaam als reservestof.
4. Beschermende stof: zorgen ervoor dat je niet ziek wordt. 


Slide 3 - Tekstslide

Zes groepen voedingsstoffen
1. Eiwitten
2. Koolhydraten
3. Vetten
4. Water
5. Mineralen
6. Vitaminen

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende voedingsstoffen
Eiwitten: belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Voor de vorming van cytoplasma zijn veel eiwitten nodig. Ook voor de opbouw van spieren heb je eiwitten nodig. 
Koolhydraten: bv: suikers (waaronder glucose), zetmeel en glycogeen. Ook voedingsvezels zijn koolhydraten. Glucose kan worden omgezet in glycogeen en worden opgeslagen in de lever en in je spieren. 
Vetten: vetten dienen als brandstof maar ook als bouwstof en reservestof. Je voedsel hoeft niet veel vet te bevatten. Als je meer vet binnenkrijgt dan je nodig hebt wordt het opgeslagen als reservestof, bijvoorbeeld onder je huid.

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende voedingsstoffen
 Water: je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. Dranken, fruit en sommige groenten bevatten veel water. 
Mineralen: worden ook wel zouten genoemd. Voorbeelden van mineralen zijn: natrium, calcium, magnesium en ijzer. Mineralen zijn ook beschermende stoffen die je nodig hebt om gezond te blijven. 
Vitaminen: Vitaminen worden aangegeven met een letter. Belangrijkste vitaminen zijn: vitamine A,B,C,D en K. A is nodig voor de opbouw van je huid en om goed te kunnen zien. B is nodig voor vastleggen van kalk in je botten. 

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsvezels
Verzamelnaam voor plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren. Vezels behoren tot de koolhydraten en zijn afkomstig uit de celwanden van planten. Ze zitten vooral in: groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, volkoren ontbijtgranen en noten en zorgen voor een verzadigd gevoel. Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking. 

Slide 7 - Tekstslide

Verteringsstelsel
Het verteringsstelsel bestaat voor het grootste deel uit een (lang) kanaal van de mond tot de anus: het darmkanaal. Voedingsstoffen worden uit het voedsel opgenomen in het bloed. Sommige voedingsstoffen kunnen door de wand van het darmkanaal heen in het bloed worden opgenomen: glucose, mineralen, water en vitaminen: je hoeft ze niet eerst te verteren. Andere stoffen kunnen niet door de darmwand heen: eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten. Die moeten eerst worden verteerd. 

Slide 8 - Tekstslide

Afbraak van voedsel
Twee stappen:
  • voedsel in kleine stukjes te verdelen door te kauwen.
  • voedingsstoffen omzetten met behulp van verteringssappen.

Slide 9 - Tekstslide

Kauwen
Met snijtanden en hoektanden bijt je stukken van je voedsel af. Bij de mens zijn de hoektanden iets puntiger dan de snijtanden. Kiezen hebben een knobbelige bovenkant --> het voedsel kan daardoor tussen de kiezen worden fijngemalen. Het kauwen heeft ook een functie bij de vertering. Door het voedsel in kleine stukjes te verdelen, wordt het oppervlak van het voedsel vergroot: mechanische verwering.

Slide 10 - Tekstslide

Verteringssappen 
Vertering gebeurt met behulp van verteringssappen, bv: maagsap en speeksel. Verteringssappen worden gemaakt van verteringsklieren: 
1. de speekselklieren
2. de maagsapklieren
3. de lever
4. de alvleesklier
5. de darmsapklieren

Slide 11 - Tekstslide

Verteringssappen 
Verteringssappen zorgen ervoor dat de stoffen in je voedsel worden afgebroken tot steeds kleinere stoffen. Daarbij vinden scheikundige reacties plaats: stoffen worden omgezet in andere stoffen: chemische verwering. Veel verteringssappen bevatten enzymen: stoffen die scheikundige reacties sneller laten verlopen.

Slide 12 - Tekstslide

Darmperistaltiek
In de wand van van het gehele darmkanaal zitten kringspieren en lengtespieren. Doordat deze spieren zich afwisselend samentrekken en ontspannen, wordt het voedsel in de darm voortgeduwd. Ook wordt hierdoor de voedselbrij gekneed en goed vermengd met verteringssappen. Deze bewegingen van de darmwand noem je peristaltische bewegingen of darmperistaltiek. Voedingsvezels prikkelen de spieren in de darmwand en zorgen zo voor een goede darmwerking. 

Slide 13 - Tekstslide

Mondholte, keelholte en slokdarm
Vertering van voedsel begint in de mondholte. Je speekselklieren produceren speeksel: een verteringssap dat bestaat uit water, slijm en een enzym. Met je tong verplaats je het voedsel vanuit je mondholte naar je keelholte. Door te slikken wordt het voedsel in je slokdarm geduwd. 

Slide 14 - Tekstslide

Maag
Door de darmperistaltiek van je slokdarm wordt het voedsel voortgeduwd naar je maag. Ook in de maagwand zitten kringspieren en lengtespieren. Doordat deze spieren zich afwisselend samentrekken en ontspannen, is je maag vrijwel constant in beweging. Maagsapklieren in de maagwand produceren maagsap: bestaat uit water, zoutzuur en een enzym. Het zoutzuur doodt bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen. Door het enzym in het maagsap worden eiwitten in je voedsel voor een deel verteerd. Aan het eind van je maag zit een kringspier die de uitgang van je maag afsluiten: maagportier.

Slide 15 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier
Via de maagportier komt het voedsel in de twaalfvingerige darm. In deze darm komen verteringssappen uit de lever en de alvleesklier bij het voedsel. De lever produceert gal, die tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt de gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd, wanneer dat nodig is. De galblaas is dus geen klier, maar een opslagplaats. Gal verdeelt die grote vetdruppels  in kleinere druppeltjes: emulgeren. In alvleessap van de alvleesklier zitten verschillende enzymen die zorgen voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten. 

Slide 16 - Tekstslide

Dunne darm 
De dunne darm is bij mensen ongeveer 6 meter lang. Deze lange darm ligt sterk gekronkeld en opgerold in de buik. In de wand liggen darmsapklieren die darmsap produceren. Darmsap bevat enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken. In het darmkanaal komen verschillende verteringssappen bij het voedsel. Die verteringssappen bevatten veel water. De wand van de dunne darm is goed geplooid. Op de darmplooien staan weer uitstulpingen: de darmvlokken. Door de darmplooien en de darmvlokken heeft de dunne darm een zeer groot oppervlak. In de darmvlokken liggen bloedvaten en de wand van de darmvlokken is heel dun.

Slide 17 - Tekstslide

Dikke darm, blindedarm, endeldarm
De dunne darm mondt uit in de dikke darm. Vlak onder deze ondergang licht de blindedarm. De blindedarm heeft zijn eigen functie bij de vertering. Aan de onderkant van de blindedarm zit een uitstulping: het wormvormig aanhangsel of de appendix. Bij een blindedarmontsteking is dat aanhangsel ontstoken. Het wordt dan operatief verwijderd. De blindedarm zelf blijft zitten.

Slide 18 - Tekstslide

Dikke darm, blindedarm, endeldarm
De dikke darm is ongeveer 1,5 meter lang. Vanuit de dunne darm komen onverteerde voedselresten in de dikke darm. De brij van voedselresten wordt ingedikt. Als dat niet voldoende gebeurt dan heb je diarree. Je verliest dan teveel vocht en je kunt uitdrogen. In de celwanden van plantaardig voedsel zit cellulose. Dit koolhydraat is voor mensen moeilijk te verteren, doordat in hun verteringssappen geen enzym voorkomt dat cellulose kan verteren. 

Slide 19 - Tekstslide

Dikke darm, blindedarm, endeldarm
Door de darmperistaltiek gaan de ingedikte, onverteerde voedselresten naar de endeldarm. Daar worden ze tijdelijk opgeslagen. Het darmkanaal wordt afgesloten door een kringspier: de anus. Van tijd tot tijd ontspant deze kringspier zich en wordt de endeldarm geleegd. Dit noem je ontlasting. 

Slide 20 - Tekstslide

De schijf van vijf
Het Voedingscentrum geeft voorlichting over goed en gezond eten. Een hulp hierbij is de Schijf van Vijf: vijf vakken met voedingsmiddelen die je dagelijks nodig hebt. Elk vak staat voor een productgroep. Elke productgroep heeft voordelen voor je gezondheid en levert een belangrijke voedingsstof: 
  • groen: vooral vitaminen
  • geel: vooral vetten
  • roze: vooral eiwitten
  • oranje: vooral koolhydraten
  • blauw: vooral water

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide