H6 1hv les 2 ww faire + herhaling avoir,être, aller

1HV

H6 Ah Oui Paris

1 / 16

Slide 1: Tekstslide

FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1HV

H6 Ah Oui Paris

Slide 1 - Tekstslide

eindtoets

herhalen: vocabulaire f-n H1 t/m H5

leren: vocabulaire : H6

werkwoorden: onregelmatig être/avoir/faire/aller

regelmatig op -ER

Slide 2 - Tekstslide

Le cours

Voc A p. 78

Bron H : onregelmatig ww aller (gaan) p. 74

Slide 3 - Tekstslide

De regelmatige werkwoorden die je geleerd hebt

eindigen op ......................?

Slide 4 - Tekstslide

Op ER

parler, écouter...................

Geef nog meer voorbeelden

Slide 5 - Tekstslide

Welke onregelmatige werkwoorden heb je tot nu toe geleerd?

Slide 6 - Tekstslide

onregelmatige werkwoorden

avoir = hebben

être = zijn

faire = doen/maken

aller = gaan

Slide 7 - Tekstslide

le verbe avoir = hebben

j'ai ik heb
tu as jij hebt
il, elle, on a hij/zij/men heeft
nous avons wij hebben
vous avez jullie hebben/ u heeft
ils/elles ont zij hebben

Slide 8 - Tekstslide

verbe être = zijn (infinitief)

je suis ik ben
tu es jij bent
il/elle/on est hij/zij/men is
nous sommes wij zijn
vous êtes jullie zijn/u bent
ils/elles sont zij zijn (mvd)

Slide 9 - Tekstslide

le verbe faire = doen/maken

je fais ik doe
tu fais jij doet
il, elle, on fait hij/zij/men doet
nous faisons wij doen
vous faites jullie doen/ u doet
ils/elles font zij doen

Slide 10 - Tekstslide

le verbe aller = gaan

je vais ik ga
tu vas jij gaat
il, elle, on va hij/zij/men gaat
nous allons wij gaan
vous allez jullie gaan/ u gaat
ils/elles vont zij gaan

Slide 11 - Tekstslide

Le futur proche

Tot nu toe heb je le présent geleerd (t.t.)

De futur proche in het Nederlands: de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren.

Bijvoorbeeld: ik ga mijn huiswerk maken, hij gaat zijn kamer opruimen,

wij gaan elkaar missen etc..

vorm van aller + infinitief

Slide 12 - Tekstslide

Le verbe aller:

Je vais (ik ga)

Tu vas (jij gaat)

Il/elle/on va (hij/zij/men gaat)

Nous allons (wij gaan)

Vous allez (jullie gaan/u gaat)

Ils/elles vont (zij gaan)

Om de futur proche te maken:

Vervoeging van werkwoord

aller + infinitif (hele werkwoord)

Tu vas parler français?

(Ga je Frans spreken?)

Je vais manger un croissant

(Ik ga een croissant eten)

let op de plaats van het infinitief!

Slide 13 - Tekstslide

Au travail!

Faire:

ex 29d, 29e, 30b, 30c p. 75/76

Eerder klaar?

oefen met slim stampen voc A

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

aller

gaan

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

allons

vont

vais

allez

vas

Slide 16 - Sleepvraag