§4.8 - Hv1 - Grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

§4.8 Grammatica woordsoorten

Hv1 - 11 maart

Vandaag

Aan het eind van de les ken je de woordsoorten voegwoord (vw), persoonlijk voornaamwoord (psv) en bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Even herhalen: welke werkwoordsoorten bespraken we de vorige les?

Wie weet het antwoord op deze vragen?

1.  is een hoofdzin?

2. Wat is een bijzin?

Voegwoord (vw)

Een voegwoord voegt twee zinnen of zinsdelen samen.

Een voegwoord kan staan tussen:

- twee zinsdelen; Hebben jullie een kat en een hond?

- twee hoofdzinnen; Voor wiskunde heb ik veel huiswerk, maar voor Engels heb ik niets.

- Een hoofd- en en bijzin: Ik ga meteen beginnen, omdat ik veel huiswerk heb.

Persoonlijk voornaamwoord (psv)

… verwijst meestal naar één of meer personen.

… staat vaak in de plaats van een zn

Mo kan geweldig gamen. Hij is heel handig in spelletje.

Onderwerps- en voorwerpsvorm

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)

… geeft aan van wie iets is.

Het is mijn tas.

Let op:

Die tas is van mij. > mij = psv

Quizje!

Bij de volgende zin wordt steeds een woord aangewezen, welke woordsoort hoort erbij? Je hebt steeds 20 sec. om te antwoorden!

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij bezig was met zijn huiswerk.

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Hij wilde mij mijn laptop niet geven, omdat hij nog bezig was met zijn huiswerk.

1. voegwoord (vw)
2. persoonlijk voornaamwoord (psv)
3. bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Verwerken

Maak de opdrachten van §4.8 uit Magister.me

(opd. 4, 6, 7, 9 en 11)