Meervoud, aan een/los, tussenletter

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Slide 1 - Tekstslide

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 2 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#1
A
fobiën
B
fobieën

Slide 3 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#2
A
sneën
B
sneeën

Slide 4 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#3
A
dictees
B
dictee's

Slide 5 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#4
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 6 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#5
A
haviken
B
havikken

Slide 7 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#6
A
financiën
B
financieën

Slide 8 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#7
A
technici
B
technicussen

Slide 9 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#8
A
theorieën
B
theoriën

Slide 10 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#9
A
zeeëgel
B
zee-egel

Slide 11 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#10
A
skieën
B
skiën
C
ski-en

Slide 12 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#11
A
boerekool
B
boerenkool

Slide 13 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#12
A
achttien
B
achtien

Slide 14 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#13
A
voordurend
B
voortdurend

Slide 15 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#14
A
welliswaar
B
weliswaar

Slide 16 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#15
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 17 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#16
A
geweldadig
B
gewelddadig

Slide 18 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#17
A
waardeloos
B
waardenloos

Slide 19 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#18
A
rijstenpap
B
rijstepap

Slide 20 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#19
A
personeelschef
B
personeelsschef

Slide 21 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#20
A
stationsstraat
B
stationstraat

Slide 22 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#21
A
gsm-netwerk
B
gsmnetwerk
C
gsm netwerk

Slide 23 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#22
A
galaävond
B
gala-avond

Slide 24 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#23
A
on-bruikbaar
B
onbruikbaar

Slide 25 - Quizvraag

Kies de goede vorm:
#24
A
nonstop
B
non-stop

Slide 26 - Quizvraag

#25
A
@teken
B
@ teken
C
@-teken

Slide 27 - Quizvraag

Welke vraag heb je?
[n.a.v. dit onderwerp]

Slide 28 - Open vraag

Aan elkaar:
Samenstelling
Er-/hier-/waar-/daar-     + voorzetsel
Getallen t/m duizend 

Slide 29 - Tekstslide

En door...
Los of aan elkaar, welke regels horen daarbij?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Sommige of sommigen?
De meesten willen opdrachten oefenen.
Sommige zijn afgekeurd voor de APK.

Slide 32 - Tekstslide

'Sommigen willen oefenen.'
  • De ‘n’ geeft aan dat je het zelfstandig naamwoord weglaat. Het vervangt (een groep) ‘mensen’. 


Staat of staan de persoon/personen vermeld in de zin, dan krijg je géén -n. 
Je krijgt bij dingen of dieren nooit een -n. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Oefenen!
Maak alle opdrachten bij 4.4

Klaar? Ga verder in eerdere paragrafen.

Slide 36 - Tekstslide