PTN 2KGT Grammatica ZD §4 samengestelde zinnen

Open je boek alvast op blz. 208-209.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§4: Samengestelde zinnen
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
3:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open je boek alvast op blz. 208-209.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§4: Samengestelde zinnen
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerpen het werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Verder met Cursus 5: Grammatica zinsdelen;
  • even terugkijken naar de vorige les;
  • uitleg paragraaf 4 (en hierbij aantekeningen maken);
  • opdrachten paragraaf 4 ;
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Complimenten voor de leerlingen die hun huiswerk hebben gemaakt!
Hoe komt het dat jij je huiswerk
niet hebt gemaakt?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden
Een voegwoord plakt woorden of zinnen aan elkaar.

twee woorden met een voegwoord ertussen:
Wil je een kroket of een frikandel bij je patat?

• twee zinnen met een voegwoord ertussen:
Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?



Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: 
en, of, terwijl, omdat, 
zodat, nadat, als, toen, 
want, maar, dus.

Slide 6 - Tekstslide

Theorie

Kijk mee naar de video-uitleg.

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen:


De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde zinnen

In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

enkelvoudige zin
één persoonsvorm


samengestelde zin
twee of meer persoonsvormen
Robin sport drie keer in de week.
Omdat ik honger heb, bestel ik een grote pizza. 
Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 15 - Quizvraag

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Maak van twee zinnen één zin.

Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 17 - Open vraag

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen.
§4: Samengestelde zinnen. 
Opdracht 1 t/m4 (blz. 208-209).
Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten in je boek
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. 
Klaar?
Oefen verder met paragraaf 2 en 4 in de
online trainer. 
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvormen in een samengestelde zin vinden?

Slide 20 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 21 - Tekstslide