BSR 04/04 2k Grammatica ZD §4 samengestelde zinnen

Open je boek alvast op blz. 208-209.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§2: Herhaling leerjaar 1 th
§4: Samengestelde zinnen
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KB
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
3:00
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open je boek alvast op blz. 208-209.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§2: Herhaling leerjaar 1 th
§4: Samengestelde zinnen
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KB
GRAMMATICA
ZINSDELEN
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Verder met Cursus 5: Grammatica zinsdelen;
  • herhaling vorige les;
  • uitleg paragraaf 4 (en hierbij aantekeningen maken);
  • opdrachten paragraaf 4 (digitale paragraaf);
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt de persoonsvorm in een zin op drie manieren vinden. 
Schrijf mee in je schrift, maak aantekeningen!

Slide 5 - Tekstslide

De tijdproef
1) Verander de zin van tijd.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
  • Naud wil in het weekend geen huiswerk maken.
  • Naud wilde in het weekend geen huiswerk maken.

Slide 6 - Tekstslide

De vraagproef
2) Maak van de zin een vraag.
Het werkwoord dat dan vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
  • Alette, Hester en Fenna hebben woensdag ingehaald. 
  • Hebben Alette, Hester en Fenna woensdag een toets ingehaald?

Slide 7 - Tekstslide

De getalsproef
3) Verander het getal (het aantal) van de zin. Het gaat dan niet meer om één persoon, maar bijvoorbeeld om twee.
Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Kijk maar:
  • Hiddo zat tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.
  • Hiddo en Wout zaten tijdens de uitleg aan andere dingen te denken.

Slide 8 - Tekstslide

''Tijdens de wedstrijd scoorde Frank een hattrick.''
Wat is de persoonsvorm?

Slide 9 - Open vraag

Welke van de drie manieren heb jij bij de vorige vraag gebruikt om de persoonsvorm te vinden?

Slide 10 - Open vraag

Zinsdelen
Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen. Zinsdelen kun je uit een zin halen door te kijken naar welke woorden je voor de persoonsvorm kunt plaatsen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Een voorbeeldzin:

  • Jan heeft Pim vorige week geld geleend.
  • Jan / heeft / Pim / vorige week / geld / geleend.

Slide 11 - Tekstslide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?

Tijdens / de wedstrijd / scoorde / Frank een hattrick.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag


''Het Kwaku Summer Festival werd gehouden in het Nelson Mandelapark.''

Neem de zin over en verdeel de zin in zinsdelen. Plaats tussen de zinsdelen een schuine streep /

Slide 13 - Open vraag

Het onderwerp
Het onderwerp in een zin:
'Tijdens zijn show amuseert de cabaretier het publiek met zelfgeschreven liedjes.'
De cabaretier = het onderwerp
Het onderwerp van de zin is vaak een persoon (of dier/ding) die iets doet. Vrijwel elke zin heeft een onderwerp.
  • Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag: Wie/wat + persoonsvorm


Slide 14 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Yellowstone is een Amerikaanse dramaserie ontwikkeld door Taylor Sheridan en John Linson.
A
is
B
dramaserie
C
ontwikkeld
D
door

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Yellowstone is een Amerikaanse dramaserie ontwikkeld door Taylor Sheridan en John Linson.
A
Yellowstone
B
een Amerikaanse dramaserie
C
Taylor Sheridan
D
Montana

Slide 16 - Quizvraag

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoordelijk
  • Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
  • Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg.

    De bezorger / heeft / het pakketje / gisteravond / afgeleverd.
gezegde (wg)

Slide 18 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden:

De snel groeiende plant moet nodig overgezet worden in een andere pot.

Slide 19 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

Het Westerpark in Amsterdam begint zo langzamerhand een toeristische attractie te worden.

Slide 20 - Open vraag

''Duizenden mensen werkten vijf jaar lang aan de bouw van de Afsluitdijk.''

Hoe veel werkwoorden staan in bovenstaande zin?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quizvraag

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg).

1. Mijn broertje koopt iedere maand een nieuwe game.
PV =                                       OW =                                       WG = 
      
2. Ik heb gisteren een nieuwe fiets gekregen. 
PV =                                        OW =                                        WG = 
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 22 - Tekstslide

Sigaretten worden ieder jaar duurder.

Persoonsvorm

Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Sigaretten
worden
worden duurder

Slide 23 - Sleepvraag

Met een Spotify account kun je muziek downloaden op je mobiel.

Persoonsvorm

Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
kun downloaden
kun
je

Slide 24 - Sleepvraag

De leerlingen hebben het tekenlokaal met graffiti versierd.

Persoonsvorm

Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
De leerlingen
hebben versierd
hebben

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Video

§4 Samengestelde zinnen
blz. 204-205

Slide 27 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
  • In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 28 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen
Samengestelde zinnen
Hakan kiest de muziek uit.
Britt maakt de hapjes.
Hakan kiest de muziek en Britt maakt de hapjes.
Ik fluit een liedje.
Ik fiets naar school.
Ik fluit een liedje, terwijl ik naar school fiets.
Het gaat morgen regenen.
De sportdag is uitgesteld.
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag is uitgesteld.
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus. Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. Een voegwoord geeft een verband aan.

Slide 29 - Tekstslide

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 30 - Quizvraag

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 31 - Quizvraag

Uitlegfilmpje!

Slide 32 - Tekstslide

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen.
§4: Samengestelde zinnen. 
Opdracht 3 en 4 (blz. 209).
Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten via de online methode.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. 
Klaar?
Oefen verder met paragraaf 2 en 4 in de
online trainer. 
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 33 - Tekstslide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 34 - Tekstslide

Wanneer kun je de vraagproef niet gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 35 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 36 - Tekstslide