Bewegen en gezondheid 2 havo 4

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSMMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel soorten spierweefsel zijn er in ons lichaam
A
2
B
3
C
4
D
1

Slide 10 - Quizvraag

De eiwitten in een spier heten ?

Slide 11 - Open vraag

1 dwarsgestreept spierweefsel wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel.
2 Glad spierweefsel wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel
A
1 en 2 zijn juist
B
1 is juist 2 is onjuist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 12 - Quizvraag

biceps en triceps agonist antagonist

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Agonist Antagonist
De agonist wordt aangespannen en dus korter en dikker 
de antagonist is de spier die een tegengestelde beweging maakt, en dus langer en dunner wordt.
Samenwerkende spieren.......coördinatie

Slide 15 - Tekstslide

Quadriceps

Slide 16 - Tekstslide

Hamstrings

Slide 17 - Tekstslide

Bovenrug spieren

Slide 18 - Tekstslide

grote en kleine borstspieren

Slide 19 - Tekstslide

Welke spier(en) zorg(t)(en) voor de strekking van de knie
A
Biceps
B
Triceps
C
Quadriceps
D
Hamstrings

Slide 20 - Quizvraag

rechte en schuine buikspieren

Slide 21 - Tekstslide

Waar zitten de antagonisten van de buikspieren

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit
A
De Hersenen
B
Het Ruggemerg
C
De Hersenen en ruggemerg

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de taak van het sensorisch zenuwstelsel

Slide 27 - Open vraag

Het motorisch zenuwstelsel bestaat uit twee delen het deel wat jij kunt beïnvloeden noemt men
A
Het automatische deel
B
Het autonome deel
C
Het somatische deel
D
Het somalische deel

Slide 28 - Quizvraag

Welke bewering is waar
A
Het hart wordt aangestuurd door het autonome zenuwstelsel.
B
Het hart wordt aangestuurd door het somatische zenuwstel.

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste functie van een reflex

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Link