Dwarsgestreept spierweefsel werkt willekeurig, gebruiken wanneer jij dat wilt
Origo is hechtingspunt dat op zijn plaats blijft
Insertio is het hechtingspunt dat naar de origo beweegt
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Waar zit de origo van de biceps?
A
Voorkant bij de schouder
B
Achterkant bij de schouder
C
Voorkant bij de elleboogholte
D
Achterkant bij de elleboog
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Video
Het bewegingsapparaat: Spieren
Spieren werken samen
Agonist: de spier die aanspant
Antagonist: de spier met de tegenovergestelde functie, die dus ontspant
De antagonist kan dus een (snelle) actie van de agonist weer afremmen
Toepassing: kramp!
Slide 10 - Tekstslide
Bij het aanspannen van de biceps, wat is de agonist en wat is de antagonist?
A
Biceps en triceps zijn agonist, de antagonist ontbreekt
B
Biceps en triceps zijn antagonist, de agonist onbreekt
C
Biceps = antagonist / triceps = agonist
D
Biceps = agonist / triceps = antagonist
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Het bewegingsapparaat: Spieren
Motorunit: motorische zenuw samen met de groep spiervezels die hij aanstuurt
Hoe meer motorunits er tegelijkertijd aangestuurd worden, hoe meer kracht de spier levert
Een spier bestaat uit meerdere spiervezels, die bestaat weer uit myofibrillen en die weer uit sarcomeren
In een sarcomeer vindt de samentrekking van een spier op het kleinste niveau plaats: glijdende filamenten
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel: hersenen en ruggemerg
Hier worden beslissingen genomen, bewust of onbewust
Perifere zenuwstelsel: geeft signalen door
Sensorische zenuwstelsel: geeft informatie door die binnenkomt vanuit je zintuigen aan je centrale zenuwstelsel (bv: er komt een bal aan)
Motorische zenuwstelsel: geeft signalen door vanuit je centrale zenuwstelsel naar je spieren, zodat je kunt reageren (bv: de bal ontwijken) --> Autonoom (bv: hartslag) en somatisch (bv: willekeurige spieren)
Slide 15 - Tekstslide
Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Het centrale deel van het zenuwstelsel en het motorische deel van het zenuwstelsel werken heel goed samen:
Signalen sensorische deel --> centraal zenuwstelsel --> somatische zenuwstelsel (willekeurige spieren) van het motorische deel
Speciale sensomotorische samentrekking: REFLEX!
Slide 16 - Tekstslide
Het bewegingsapparaat: Zenuwstelsel
Motrisch leren bestaat uit 3 fasen:
Cognitieve fase: een beweging is nog onbekend en moet aangeleerd worden
Associatieve fase: beweging is bekend, maar vereist nog heel veel moeite en heeft veel herhaling nodig
Autonome fase: beweging gaat zonder dat je er al te veel bij hoeft na te denken
Slide 17 - Tekstslide
Het bewegingsapparaat: Hart en longen
Cardiovasculair systeem: het geheel van hart (cardio) en vaten (vasa)
Bloed zorgt voor het vervoer van o.a. de volgende stoffen