12.3 Het ademhalingsstelsel van de mens

12.3 Het ademhalingsstelsel van de mens
Thema 12 Gaswisseling en uitscheiding
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.3 Het ademhalingsstelsel van de mens
Thema 12 Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 12.2
  • Je kunt de delen van de huid in een afbeelding aanwijzen.
  • Je kunt de functies van de onderdelen van de huid beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe de huid zorgt voor een constant inwendig milieu.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen 12.2

  • Haar
  • Haarspiertje
  • Haarzakje
  • Hoornlaag
  • Kiemlaag
  • Lederhuid

  • Onderhuidsbindweefsel
  • Opperhuid
  • Pigment
  • Talg
  • Talgklieren
  • Zweet
  • Zweetklieren 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 12.3
  • Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel van de mens in een afbeelding aanwijzen.
  • Je kunt de functies van de delen van het ademhalingsstelsel beschrijven.
  • Je kunt de voordelen van ademhaling door de neus beschrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Gaswisseling
  • Voor de verbranding in cellen is zuurstof nodig.
  • Mensen en dieren nemen zuurstof op uit hun omgeving en geven koolstofdioxide af.
  • Het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide heet gaswisseling
  • Lucht bestaat uit een mengsel van verschillende stoffen.
  • Je lichaam haalt zuurstof uit dat mengelsel.
  • Je lichaam geeft koolstofdioxide af.
  • Als je uitademt, komt er ook altijd waterdamp uit je lichaam.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het ademhalingsstelsel
  • Lucht adem je in via de neusholte of mondholte.
  • Vervolgens komt de lucht door de keelholte via het strottenhoofd in de luchtpijp.
  • De luchtpijp is een buis die zich splitst in twee bronchiën. Deze gaan beide naar een long.
  • Bronchiën vertakken zich in steeds dunnere buisje, de luchtpijptakjes.
  • Elk luchtpijptakje eindigt in een trosje longblaasjes.
  • Al deze organen samen vormen het ademhalingsstelsel van de mens.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Neusademhaling
Het is beter om via je neus adem te halen dan via je mond, omdat via de neus:
  • Stofdeeltjes en (een deel van de) ziekteverwekkers worden tegengehouden.
  • De lucht vochtig wordt gemaakt.
  • De lucht warm wordt gemaakt.
  • De lucht wordt gekeurd door goed te ruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Mondademhaling
  • Bij mondademhaling komt de lucht in de mondholte terecht
  • Stof en ziekteverwekkers worden bij mondademhaling niet tegengehouden.
  • Daardoor kun je sneller ziek worden.
  • Ook wordt de lucht minder vochtig en minder warm dan bij neusademhaling.
  • Je merkt ook geen vieze of gevaarlijke geuren op.

Slide 12 - Tekstslide

Neusholte
  • Vooraan in de neusholte groeien neusharen die grote stofdeeltjes tegenhouden.
  • Op de wand van de neusholte ligt het neusslijmvlies. Die maakt de lucht die je inademt vochtig. Ook blijven stofdeeltjes en ziekteverwekkers hieraan plakken.
  • Bloedvaten verwarmen het neusslijmvlies en ingeademde lucht.
  • Boven in zit het reukzintuig. Je hersenen keuren lucht, zo wordt je gewaarschuwd voor vieze of gevaarlijke geuren.

Slide 13 - Tekstslide

Neusslijmvlies
  • Neusslijmvlies bestaat uit cellen en slijm.
  • Een deel van de cellen uit je neusslijmvlies maakt slijm.
  • De andere cellen hebben heel dunne haartje. Dit zijn trilharen.
  • Trilharen duwen het slijm naar je keelholte, daar slik je het slijm met stof en ziekteverwekkers in, zodat ze in je maag terechtkomen.
  • Slijmvlies zit ook op de wand van de luchtpijp, bronchiën, luchtpijptakje en de longblaasjes.
  • Het slijmvlies en de trilharen houden je hele ademhalingsstelsel schoon.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Keelholte
  • Ingeademde lucht gaat vanuit de neusholte of mondholte naar de keelholte, vanuit daar gaat de lucht naar de luchtpijp.
  • Als je voedsel inslikt, wordt het eten in de keelholte geduwd.
  • De huig sluit dan de neusholte af en het strotklepje sluit de luchtpijp af.
  • Door de huig kan voedsel niet naar de neusholte.
  • Door het strotklepje kan voedsel niet naar de luchtpijp.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kraakbeenringen
  • Om de luchtpijp altijd open te houden, zitten in de wand van de luchtpijp kraakbeenringen
  • Daardoor lijkt de luchtpijp een beetje op een stofzuigerslang.
  • Aan de achterkant van de luchtpijp zijn de kraakbeenringen open. Hierdoor kunnen grote happen eten wel door de slokdarm.
  • De luchtpijp splitst zich in twee bronchiën.
  • Naar elke long gaat één bronchie.
  • De wand van de bronchiën heeft kraakbeenringen, net als de luchtpijp.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Longblaasjes
  • Elk luchtpijptakje eindigt in een trosje longblaasjes, om de longblaasjes liggen veel kleine bloedvaten, de longhaarvaten.
  • De wand van de longblaasjes en de longhaarvaten is erg dun. Zuurstof en koolstofdioxide kunnen daardoor gemakkelijk door de wanden heen.
  • Bij inademing gaat zuurstof naar het bloed in de longhaarvaten.
  • Koolstofdioxide uit het bloed gaat via de longblaasjes naar de lucht door uitademing.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen 12.3

  • Bronchiën
  • Gaswisseling
  • Huig
  • Keelholte
  • Kraakbeenringen
  • Longblaasjes
  • Longhaarvaten

  • Luchtpijp
  • Luchtpijptakjes
  • Neusharen
  • Neusholte
  • Neusslijmvlies
  • Strotklepje
  • Trilharen

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel van de mens in een afbeelding aanwijzen.
  • Je kunt de functies van de delen van het ademhalingsstelsel beschrijven.
  • Je kunt de voordelen van ademhaling door de neus beschrijven.

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 12.3: 1 t/m 3 + 5 t/m 11
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 12.3
Veel goed? -> Maken Samenhang H12

 

timer
25:00

Slide 24 - Tekstslide