4.2 - theorie B - Procentuele toename of afname berekenen
1 / 17
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De leerlingen komen binnen. Ze moeten inloggen op LessonUp en hun spullen op tafel leggen. Tijdens het wachten tot de les écht begint staat er een raadsel klaar op het bord waar de leerlingen mee aan de slag moeten gaan.
Hoe kun je acht 8-en bij elkaar optellen
om het getal 1000 te krijgen?
om het getal 1000 te krijgen?
Slide 2 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
We beginnen de les met een terugblik op de vorige les. Dit is een opgave over theorie A.
Daarna beginnen we wat uitleg over theorie B en een testopgave over dit onderwerp om te zien wie dit al begrijpt en/of heel snel oppakt.
De leerlingen waarbij dit goed gaat kunnen hun huiswerk van de vorige les gaan nakijken en daarna verder met de huiswerkopgaven van theorie B.
Kyra krijgt op een trui van €79,95
een korting van 47,5%.
Hoeveel moet zij voor de trui betalen?
(Alleen het bedrag invullen, met €-teken)
een korting van 47,5%.
Hoeveel moet zij voor de trui betalen?
(Alleen het bedrag invullen, met €-teken)
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Korte inleiding over wanneer je de procentuele toename of afname moet/kan berekenen.
Slide 6 - Tekstslide
Korte inleiding over wanneer je de procentuele toename of afname moet/kan berekenen.
Mylan krijgt €25 zakgeld per maand.
Na zijn verjaardag krijgt hij €28 per maand.
Hoeveel euro is de prijsverhoging?
(alleen een getal invullen)
Na zijn verjaardag krijgt hij €28 per maand.
Hoeveel euro is de prijsverhoging?
(alleen een getal invullen)
Slide 7 - Open vraag
Een kleine instap waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Daarna gaan we verder met deze situatie en uitleggen hoe je hier dan de procentuele toename berekent.
Slide 8 - Tekstslide
Hier ga je uitleggen (of je laat een leerling uitleggen) hoe je de procentuele toename moet berekenen.
Slide 9 - Tekstslide
Korte introductie over wanneer je de nieuwe prijs allemaal moet berekenen. Zowel bij een prijsverlaging als bij een prijsverhoging.
Slide 10 - Tekstslide
De leerlingen kunnen via de online-omgeving de testopgave nakijken en eventueel al aan de slag met de opgaven.
Duuk koopt een horloge van €74,95.
Bij de kassa hoeft hij maar €58,90 te betalen.
Hoeveel procent korting heeft Duuk gekregen?
Bij de kassa hoeft hij maar €58,90 te betalen.
Hoeveel procent korting heeft Duuk gekregen?
Slide 11 - Open vraag
Een kleine instap waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Daarna gaan we verder met deze situatie en uitleggen hoe je hier dan de procentuele toename berekent.
Een tablet van €289 kost na een prijsverhoging €302.
Bereken de procentuele toename.
Bereken de procentuele toename.
Slide 12 - Open vraag
Een kleine instap waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Daarna gaan we verder met deze situatie en uitleggen hoe je hier dan de procentuele toename berekent.
Slide 13 - Tekstslide
Korte introductie over wanneer je de nieuwe prijs allemaal moet berekenen. Zowel bij een prijsverlaging als bij een prijsverhoging.
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Korte introductie over wanneer je de nieuwe prijs allemaal moet berekenen. Zowel bij een prijsverlaging als bij een prijsverhoging.
Slide 16 - Tekstslide
Korte introductie over wanneer je de nieuwe prijs allemaal moet berekenen. Zowel bij een prijsverlaging als bij een prijsverhoging.
Slide 17 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
