Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
woordsoorten
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kun
je
benoemen
Slide 1 - Tekstslide
lesdoelen
Je weet weer welke woordsoorten we onderscheiden.
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten in de volgende zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of naam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 3 - Quizvraag
Ik heb de date met Bart afgezegd.
afgezegd is:
A
hoofdwerkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 4 - Quizvraag
Benoem de werkwoorden in beide zinnen.
Zullen we beginnen met de les?
Wil je goed nadenken?
A
zullen , wil
B
zullen, beginnen, wil
C
zullen, beginnen, wil nadenken
D
zullen, beginnen, wil, goed nadenken
Slide 5 - Quizvraag
Benoem de hulpwerkwoorden:
Ik heb dat altijd al willen kopen
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen
Slide 6 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord
Dat
voegt
iets
bij
aan het zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 9 - Tekstslide
Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op de verjaardag waarschuwde ik haar voor de hond.
A
1
B
2
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Welke voegwoord(en) zie je?
Jan en Piet gingen naar huis, maar ze lieten hun auto staan.
Slide 13 - Open vraag
Voegwoorden kunnen ook vooraan de zin staan!
Doordat
het regent, komen we te laat.
Omdat
ik mij verslapen had, kwam ik te laat.
Slide 14 - Tekstslide
hun/hen
Ik geef aan
h
e
n
een brief (
m
e
t vz
)
Ik geef h
u
n een brief ('z
o
nder' vz,
meewerkend voorwerp)
Ik zie
hen
op het station (
lijdend vw
)
Slide 15 - Tekstslide
Dit is niet jouw mobiel, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, mijn
C
mijn,
Slide 16 - Quizvraag
Aanwijzend voornaamwoord
DIE en DEZE
(wijst naar 'de' woorden)
DIT en DAT
(wijst naar 'het'woorden
Slide 17 - Tekstslide
Het artikel over de regering in de Gelderlander van afgelopen zaterdag, .... klopte niet.
A
die
B
dat
Slide 18 - Quizvraag
Betrekkelijk voornaamwoord
heeft
betrekking
op een woord of woordgroep dat eerder in een zin is benoemd:
DIE, DAT, WIE, WAT
Slide 19 - Tekstslide
Het kleine meisje, .... ik heb helpen oversteken, was heel vrolijk
A
wat
B
dat
C
die
Slide 20 - Quizvraag
Het laatste ... ik doe is de hond uitlaten.
Dat is alles ... ik wilde zeggen.
A
dat, dat
B
dat, wat
C
wat, dat
D
wat, wat
Slide 21 - Quizvraag
"Wat"
gebruik je na:
Onbepaalde voornaamwoorden
(iets, niets, alles, enige)
Na dat of datgene
(Dat is wat ik wilde vertellen)
Na overtreffende trap
( Het mooiste wat ik heb gezien)
Als verwijzing naar een zin die ervoor staat
(Hij was heel moe, wat erg vervelend was)
Als datgene waarop 'wat'slaat niet benoemd wordt
(Het is mij een raadsel wat hij bedoelt)
Slide 22 - Tekstslide
Tycho droeg zijn mondkapje niet, .... ik niet prettig vond.
A
dat
B
wat
C
welk
Slide 23 - Quizvraag
Wederkerend voornaamwoord
Vergis jij je nu niet meer?
A
Vergis
B
jij
C
je
D
niet
Slide 24 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
woordsoorten
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
November 2021
- Les met
28 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
Oktober 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
November 2020
- Les met
35 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
Januari 2021
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Januari 2020
- Les met
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
September 2020
- Les met
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
Mei 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2