Onderwerp en hoofdgedachte Hoofdstuk 2.2

Onderwerp en hoofdgedachte Hoofdstuk 2.2
Examentraining
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Onderwerp en hoofdgedachte Hoofdstuk 2.2
Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Je kunt het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst(deel) vinden.
Je kunt een tekst gericht en intensief lezen.
Je kunt op verschillende manieren de betekenis van onbekende woorden achterhalen en je kunt een woordenboek gebruiken.
Je kunt informatieve teksten, instructies en betogende teksten begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn zegt dat er wel vaker spinnen gevonden worden in bakjes druiven.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdgedachte?
A
Coronapas zorgt voor meer vaccinaties in andere landen.
B
Coronapas leidt tot minder zieken.
C
Coronapas leidt tot demonstraties.
D
Coronapas werkt niet.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdgedachte?
A
Duurzame fietsen worden goed gecontroleerd en zijn dus een goede keuze.
B
De levensduur van een fietsaccu is kort. Je moet ze na 5 jaar vervangen.
C
Gereviseerde accu's zijn een duurzaam alternatief voor het plaatsen van nieuwe.
D
Het plaatsen van een gereviseerde accu is een complex proces.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk van de onderstaande situaties ga je intensief lezen?
A
Je leest een krant en wil een artikel over konijnen vinden.
B
Je maakt een werkstuk over duiven en leest een tekst over duiven.
C
Je leest een tekst en wil het onderwerp bepalen.
D
Je maakt een examen en moet de hoofdgedachte van de tekst bepalen.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de hoofdgedachte?
A
Twee scholen in de Randstad verbieden leerlingen examen te doen
B
Een school mag een leerling adviseren af te zien van examen
C
Vijf leerlingen meldden zich de afgelopen maand bij het LAKS
D
om een hoog slagingspercentage te garanderen, weigeren scholen leerlingen met slechte cijfers examen te laten doen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WAT IS EEN KERNZIN VAN EEN ALINEA?
A
DE HOOFDGEDACHTE VAN EEN ALINEA
B
HET ONDERWERP VAN EEN ALINEA
C
DE UITWERKING VAN DE KERN
D
DE ZIN OVER DE KERN

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2 onderwerp en hoofdgedachte
Vraag 1/15:
Wat doet het onderwerp?
A
Beschrijft in een paar woorden waar de hele tekst over gaat.
B
Geeft in één zin aan waar de tekst over gaat.
C
Beschrijft in één woord waarover de hele tekst over gaat.
D
Staat bovenaan de tekst in de titel.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2 onderwerp en hoofdgedachte
Vraag 2/15:
Hoe vind je het onderwerp?
A
Door te kijken naar de afbeeldingen bij de tekst.
B
Door de hele tekst te lezen.
C
Door de inleiding van de tekst te lezen.
D
Vaak staat het in de titel.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2 onderwerp en hoofdgedachte
Vraag 4/15:
Waar kun je de hoofdgedachte meestal vinden in een tekst?
A
In de inleiding.
B
In de titel.
C
In het slot.
D
Ik weet het niet.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


weet je nog?
wat is intensief lezen?
A
Bekijk de tekst en lees de eerste alinea
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's
C
bekijk de tekst en zoek de informatie die je nodig hebt
D
lees de tekst helemaal en nauwkeurig

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet antwoord krijgen op een vraag. Dan ga ik....
A
verkennend lezen.
B
globaal lezen.
C
gericht lezen.
D
intensief lezen.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wil weten wat je moet doen als je twijfelt over de intenties van een vraag. Welke leesstrategie gebruik je?
A
globaal lezen
B
intensief lezen
C
gericht lezen
D
verkennend lezen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is intensief lezen belangrijk?
A
Omdat globaal lezen geen goede strategie is.
B
Om de inhoud beter te begrijpen.
C
Om hoofd-en bijzaken te vinden.
D
Om de tijd te doden.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is verkennend lezen?
A
Je leest de titel, tussenkopjes en de eerste en laatste alinea om te kijken of je de tekst kunt gebruiken
B
Je verkent de tekst door deze snel door te lezen.
C
Je gaat gericht op zoek naar informatie over een onderwerp of het antwoord op een vraag.

Slide 16 - Quizvraag

Verkennend lezen
Voordat je een tekst echt gaat lezen, bekijk je die tekst. Daardoor kom je er al veel over te weten. Het bekijken van een tekst zonder dat je die echt leest, heet verkennend lezen.
Als je verkennend leest, bekijk of lees je:
- de titel en de tussentitels
- de eerste en de laatste alinea
- de woorden die dik of schuin zijn gedrukt
- de plaatjes én de tekst bij de plaatsjes
- de bron die (vaak) onder de tekst staat.
Je vraagt je daarbij af:
- wat is het onderwerp van de tekst?
- wat weet ik al van het onderwerp?
- wat voor een soort tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?
- wat is de bron en wie is de schrijver?
Je wilt weten waar de tekst in grote lijnen over gaat.
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand schrijft dat vaccineren geen zin heeft. Jij wilt weten of dat klopt.
A
Verkennend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bepaalt wat de hoofdgedachte van de tekst is. Welke leesstrategie hoort hierbij?
A
verkennend lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
intensief lezen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kijkt in je mail hoe laat je bij de tandarts moet zijn. Welke leesstrategie hoort hierbij?
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
globaal lezen
D
intensief lezen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je leest een moeilijke tekst en begrijpt veel woorden niet: wat doe je?
A
Ik smijt die tekst aan de kant en weiger er nog naar om te kijken.
B
Ik pas woordleer strategieën toe. Ik kijk naar zinnen eromheen bijvoorbeeld.
C
Ik probeer soort van te bedenken waar de tekst over gaat, maar dat lukt niet goed.
D
Ik lees geen moeilijke teksten, want waarom zou ik lezen als ik tiktok heb?

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De montagehandleiding voor je Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
Amuserende tekst
B
Instructieve tekst
C
Betogende tekst
D
Informatieve tekst

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort tekst is dit?
A
overhalende tekst
B
instructietekst
C
informatietekst
D
betogende tekst

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
instructieve tekst

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver heeft één standpunt en geeft daar meerdere argumenten bij.
A
Instructieve tekst
B
Betogende tekst
C
Informatieve tekst

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een instructietekst
A
Geef je zo min mogelijk informatie
B
Geef je alle informatie in een keer
C
Geef je de informatie stap voor stap
D
A, B en C zijn goed

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is NIET een informatieve tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een interviewverslag
C
een boekrecensie
D
een folder van de dermatoloog

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het schrijven van een betogende tekst wil je ...
A
dat de lezer het met je eens wordt
B
dat de lezer iets weet of begrijpt
C
de lezer aanzetten tot actie of handelen
D
de lezer vermaken

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstsoort?
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
instructieve tekst
D
verhalende tekst

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Samenvatting

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit vind ik nog moeilijk.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies