Spreken, kijken en luisteren - blok 2

Spreken, kijken en luisteren - blok 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren - blok 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij/jullie vandaag doen? 
  • We gaan eerst de afspraken en regels doornemen.
  • We gaan de leerdoelen van vandaag doornemen.
  • Eerst krijgen jullie een terugkoppeling van de theorie van spreken, kijken en luisteren van blok 1.  
  • Jullie krijgen instructie over de theorie van spreken, kijken en luisteren van blok 2. 
  • Jullie maken de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 1 af. 
  • Jullie gaan de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 2 maken. 
  • Ben je klaar met deze opdrachten? Dan ga je werken aan Numo. 

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken en regels
Je bent op tijd in de klas!
 Telefoon thuis of in de kluis!
Opgeladen Chromebook
1e keer waarschuwing
2e keer strafwerk
3e keer nablijven
Kauwgom/snoep in de prullenbak --> nu nog kans om het weg te gooien
Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil --> ook als jullie klasgenoten iets vragen, geen opmerkingen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
Na deze les:
  • ken je het verschil tussen een monoloog, dialoog en een groepsgesprek;
  • kun je de directe rede gebruiken;
  • kun je een tekst goed voorlezen met behulp van de leestekens die er staan;
  • weet je hoe je je stem op de juiste manier moet gebruiken als je spreekt;
  • kun je het doel van een programma benoemen;
  • kun je het publiek van een programma beschrijven;
  • kun je het onderwerp van een programma benoemen;
  • weet je wanneer je formele of informele taal gebruikt.




Slide 4 - Tekstslide

Theorie spreken, kijken en luisteren - blok 1 
  • Soorten gesprekken
  •  Directe rede
  • Stemgebruik

Slide 5 - Tekstslide

Soorten gesprekken 
Je kunt luisteren naar, kijken naar en meedoen aan verschillende soorten gesprekken: de monoloog, de dialoog en het groepsgesprek.
Monoloog --> er spreekt één iemand --> spreekbeurt, presentatie of toespraak.
 Dialoog --> er praten twee mensen met elkaar -->  interview.
Groepsgesprek --> als er drie of meer mensen met elkaar praten --> vergadering

Slide 6 - Tekstslide

Directe rede 
Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand letterlijk zegt (citaat) -> aanhalingstekens --> Dave zei: ‘Ik ben verliefd!’

Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens -->  Dave zei dat hij verliefd was.

Slide 7 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 8 - Tekstslide

Stemgebruik: toonhoogte, volume, tempo en intonatie
Er zijn ongelooflijk veel stemmen. Elke stem is anders. Dat komt door:
  • Toonhoogte -->  hoe hoog of laag een stem is als je praat
  • Volume --> zacht of hard praten
  • Tempo --> snel of langzaam praten
  • Intonatie --> de toon van je stem. Je kan aan de stem horen hoe iemand zich voelt (boos, verdrietig, vrolijk, angstig, ongeduldig, geïrriteerd) 

Slide 9 - Tekstslide

Theorie spreken, kijken en luisteren - blok 2 
  • Tekstdoelen en tekstsoorten van gesproken teksten
  • Onderwerp van gesproken tekst
  • Samenvatting maken van gesproken tekst
  • Publiek

Slide 10 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten van gesproken teksten
Zoals je verschillende soorten teksten kunt lezen, zo kun je ook kijken naar verschillende soorten programma’s. Gesproken teksten, bijvoorbeeld programma’s op televisie, hebben dezelfde tekstdoelen en -soorten als leesteksten.

Slide 11 - Tekstslide

Welk tekstdoel hoort bij het volgende televisieprogramma?
RTL Nieuws
A
overhalen
B
informeren
C
amuseren

Slide 12 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij het volgende televisieprogramma?
Nationale televisieactie voor de slachtoffers van een natuurramp.
A
overhalen
B
informeren
C
amuseren

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

Wat was het doel van het filmpje?
A
overhalen
B
informeren
C
amuseren

Slide 15 - Quizvraag

Onderwerp van gesproken tekst
Net als in teksten hebben televisieprogramma’s en filmpjes ook een onderwerp. In één of enkele woorden geeft dit aan waarover een tekst, fragment of programma gaat.

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting maken van gesproken tekst
Soms moet je een samenvatting maken van een tekst of een fragment. Je maakt dan tijdens het kijken en luisteren aantekeningen. Zo doe je dat:

  • Je schrijft het onderwerp bovenaan.
  • Je schrijft steekwoorden op, je gebruikt geen hele zinnen.
  • Je laat af en toe een regel leeg, dan kun je later nog iets aanvullen.
  • Je gebruikt pijlen (→ of ↔) en schema’s (bijvoorbeeld rijtjes of een woordveld) om verbanden aan te geven.
  • Je zorgt ervoor dat je aantekeningen leesbaar zijn.
  • Je werkt je aantekeningen zo snel mogelijk uit, zodat je geen belangrijke zaken vergeet.







Slide 17 - Tekstslide

Waar moet je op letten als je een samenvatting van een tekst of een fragment maakt?
A
Je gebruikt hele zinnen.
B
Je schrijft steekwoorden op.
C
Je schrijft alles onder elkaar.
D
Je werkt je aantekeningen op een later moment uit.

Slide 18 - Quizvraag

Publiek
Wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Wat was het publiek/de doelgroep van het filmpje?
A
kinderen (peuters en kleuters)
B
pubers
C
hele familie/het hele gezin

Slide 21 - Quizvraag

Formeel en informeel taalgebruik
Het taalgebruik kan formeel zijn -->  u zeggen, je praat netjes en beleefd.   
Het taalgebruik kan informeel --> je en jou zeggen, vlotte taal, grapjes maken. 

Slide 22 - Tekstslide

Formeel en informeel taalgebruik


Aan mensen die je kent (bekenden) schrijf je informeel. 

Aan mensen die je niet kent (onbekenden) of ouderen schrijf je formeel. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.

Slide 24 - Quizvraag

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Geachte meneer Jansen,
A
formeel taalgebruik
B
informeel taalgebruik

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag! 
  • Je maakt de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 1 af. 
  • Je gaat beginnen aan de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 2. 
  • Ben je klaar? Dan ga je aan Numo werken.  

Slide 26 - Tekstslide