2 havo les 15 - Variatie in zinsbouw

Welkom


Nederlands
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom


Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lezen zoals altijd
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Metafoor, Personificatie, Vergelijking
Filmpje NN

-- Mix en ruil met zinnen

Wat is wat?


Slide 3 - Tekstslide

Spoedcursus ontleden
Persoonsvorm

Onderwerp

Ander zinsdeel

Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm

Kenmerken van de persoonsvorm:

  • Het is altijd een werkwoord
  • Aan de persoonsvorm kun je zien in welke tijd de zin staat en je kunt zien of het om één of meer personen/dingen gaat.


Hoe vind je de persoonsvorm dan?

  • De vraagproef; de pv komt vooraan de vraagzin te staan.
  • De tijdproef; de pv verandert mee als de tijd van de zin verandert.

Slide 5 - Tekstslide

Het onderwerp
- Wie/wat + pv? Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De hond eet zijn brokjes op.

Wie eet?
Onderwerp:  de hond  
Let op: je moet ook het lidwoord meenemen in het onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Ander zinsdeel
PV: gevonden  (Vraagzin/werkwoord = vorm die bij de persoon hoort)

Onderwerp: gevonden (Wie het doet)

Ander zinsdeel = alles wat overblijft

Slide 7 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
c Op haar zeventiende verjaardag is hij daarmee begonnen.

d Hij is daarmee begonnen op haar zeventiende verjaardag.

OPA

Slide 8 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
a Mijn broer geeft zijn vriendin elk jaar voor haar verjaardag een roos.

b Elk jaar geeft mijn broer zijn vriendin voor haar verjaardag een roos.

OPA?
Onderwerp? Persoonsvorm? Ander zinsdeel?

Slide 9 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
Variatie in zinsopbouw
Je hebt geleerd dat een tekst saai wordt als je vaak dezelfde woorden gebruikt. Daarom moet je variëren in woordkeuze.
Hetzelfde geldt voor de zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen. Van nature begin je een zin vaak met het onderwerp (hier afgekort als O). Daarna komt de persoonsvorm (P) en vervolgens een ander zinsdeel (A): onderwerp – persoonsvorm – ander zinsdeel (OPA). Maar als alle zinnen beginnen met het onderwerp, wordt dat vervelend voor de lezer of luisteraar.

Slide 10 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
Zo varieer je in zinsopbouw
• Kies in plaats van de volgorde OPA ook eens voor de volgorde APO: ander zinsdeel – persoonsvorm – onderwerp.
• Maak nu en dan een vraagzin (POA): persoonsvorm – onderwerp – ander zinsdeel?
• Gebruik in teksten waar dat kan, zoals instructies en advertenties, ook de gebiedende wijs (PA). De zin begint dan met de persoonsvorm en bevat geen onderwerp.

Maken:
1, 2, 3, 4
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw
OPA

O- Onderwerp
P- Persoonsvorm
A- ander zinsdeel
Maken:
1, 2, 3, 4 in het boek

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Leesboek meenemen
Maken: Formuleren H2 variatie in zinsopbouw in het boek opdracht 1, 2, 3, 4

Slide 13 - Tekstslide