In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je nog van H11?
Herhaling
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel chromosomen heeft een bevruchte eicel?
A
12
B
23
C
46
Slide 3 - Quizvraag
Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel
Slide 4 - Sleepvraag
Huidskleur is....
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg
Slide 5 - Quizvraag
Is de haarkleur erfelijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Je hebt het genotype en het fenotype. Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het fenotype?
A
Een combinatie van erfelijke aanleg en de invloed van omgevingsfactoren
B
Je innerlijk
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Iemand heeft voor een eigenschap genotype Aa. Wat voor genotype is dit?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 20 - Quizvraag
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noteer je homozygoot recessief?
A
aa
B
Aa
C
AA
Slide 22 - Quizvraag
Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Waarvoor gebruik je een kruisingsschema?
A
Om uit te zoeken hoe de grootouders van twee ouders eruit zien
B
Om uit te zoeken welke eigenschappen er in geslachtscellen zitten
C
Om uit de genotypen van de ouders de genotypen van de kinderen te bepalen
D
Om uit te zoeken welke eigenschap dominant en welke eigenschap recessief is
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Bij het maken van een kruisingsschema gebruiken we de
A
Stamcellen
B
Lichaamscellen
C
Geslachtscellen
D
Weefsels
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Klopt het kruisingsschema? bruin = dominant blauw = recessief Rex (vader) = heterozygoot Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje. Zwart is dominant over wit. Wat is het genotype van beide ouders?
A
Mannetje: AA
Vrouwtje: Aa
B
Mannetje: aa
Vrouwtje: Aa
C
Mannetje: Aa
Vrouwtje: Aa
D
Mannetje: Aa
Vrouwtje: aa
Slide 34 - Quizvraag
Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje. Zwart is dominant over wit. Hoe groot is de kans op een wit konijn? (kruisingsschema maken voor jezelf!)