Les 2.3 Infectieziekten

Infectieziekten
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Infectieziekten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
Terugblik vorige les d.m.v. Kahoot!
Lesdoelen
Afweersysteem
Infecties, bacteriën, virussen
Medicatie
Vragen?!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kahoot!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les heb je kennis van:
  • Het afweersysteem
  • Infecties, bacteriën, virussen
  • Medicatie bij infecties
  • Osmose, metabolisme, diffusie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

diffusie
Moleculen bewegen --> dit komt door de energie in de moleculen 
Zorgen voor gelijke verdeling van stoffen in een ruimte/concentratie 
Bijvoorbeeld in de longen: bij zware inspanning stroomt er meer bloed door de longvaten bij inspanning
Bijvoorbeeld: COPD oppervlakte van respiratoire membraan verkleint waardoor minder gasuitwisseling

Slide 5 - Tekstslide

molecuul = kleinste deeltje van een stof

Osmose
proces o.b.v. diffusie.
Vloeistof waarin stoffen zijn opgelost gaan door semipermeabele wand --> stoffen die in de vloeistof zijn opgelost kunnen dat niet
Voorbeeld: zout in het lichaam --> zout trekt water aan --> electrolyten na,ka,chl --> bijv. bij zweten/sport etc. --> kan schade geven 
Bijvoorbeeld: Colloid osmotische druk bij cardiaal oedeem, infectieus oedeem of hypproteinemisch oedeem (honger oedeem: overmatigheid van vocht in de weefsels door te weinig eiwitten om deze druk te handhaven --> water lekt

Slide 6 - Tekstslide

zie voorbeeld pagina 29 van je boek: de suikerconcentratie is gelijk verdeeld
Metabolisme
-stofwisseling
-chemische veranderingen in het menselijk lichaam om deze in stand te houden
-verbranding van afvalstoffen --> brandstof en zuurstof nodig
-er ontstaat warmte en energie maar ook afvalproducten 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel metabolisme/verbranding
-cel kan specifieke taak uitoefenen
-energie voor vermenigvuldigen van cellen
-reguleren lichaamstemperatuur 

Stoffen die je verbrandt: koolhydraten en vetten en later evt. eiwitten. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische reactie --> enzymen nodig --> eiwit die werkt als katalysator
Voorbeeld 1:  Via de longen komt door diffusie zuurstof in ons bloed. Koolstof dioxide is een afvalproduct dat bij verbranding ontstaat --> wordt door het bloed naar de longen getransporteerd en daar uitgescheiden 
 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld 2
via de spijsvertering komt door diffusie en osmose brandstof uit onze voeding. via het uitscheidingsstelsel (longen en nieren) worden afvalstoffen uitgescheiden 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anabolisme
Stofwisseling zorgt voor evenwicht tussen opbouw en afbraak van cellen in ons lichaam --> in de groei overheerst de opbouw --> dat heet anabolisme --> anabolen = spieropbouwend
Bij ernstig ziek zijn overheerst de afbraak van cellen --> katabolisme

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stofwisseling beïnvloedt door
  • lichaamstemperatuur
  • Voeding
  • voedselopname
  • leeftijd
  • lichamelijke gezondheid
  • schildklierhormoon
  • Testosteron/anabole stoffen --> sporters  

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het afweersysteem

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweersysteem
  • beschermt het lichaam tegen ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels, parasieten)
  • Niet specifieke afweer: aangeboren afweer: huid, slijmvliezen en witte bloedcellen  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1e verdedigingslinie
Huid: buitenste laag maar ook niet tastbare barrière als zweet en talgklieren
Spijsverteringskanaal: 
-speeksel --> eiwitten die chemische reactie mogelijk maken
-maag --> zuur milieu voor ziekteverwekkers
-darmen --> darmflora (dikke darm vooral) beschermen tegen schadelijke bacteriën
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar ook
Tranen
Neusharen
Trilharen (keelholte)
Urine

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie
Rubor (roodheid)
Calor (warmte)
Tumor (zwelling)
Functio laesa (gestoorde functie)
Febris (koorts)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Systemische reactie
-Ontstaat naast lokale ontstekingsreactie
-Koorts --> beschermt het lichaam, opruimen van ziekteverwekkers gaat sneller
-Lokale ontsteking kan de specifieke afweer activeren in het hele lichaam

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke en niet-specifieke afweer
Niet-specifiek: wanneer het bacteriën lukt toch door de afweer te komen --> witte bloedcellen vermeerderen --> komen in aktie
Specifiek:  herkenning van het lichaam van een bepaald micro-organisme, bijvoorbeeld waterpokken 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anti-lichamen 
IgM: geproduceerd als eerste reactie na herkenning van een onbekend antigeen  dit noem je primaire antilichaamrespons
IgG: meest voorkomende antilichaam, wordt na IgM aangemaakt. Bij zwangere vrouwen zorgt IgG via de placenta voor bescherming
IgE: speelt rol bij allergische reacties en parasitaire infecties (wormen)
IgA: vooral in slijmvliezen: neus, longen, ogen en spijsverteringskanaal, bloed en moedermelk
IgD: in kleine hoeveelheden in bloed, functie nog onduidelijk


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectieziekten
  • Door ziekteverwekkers veroorzaakt.
  • Een ontsteking is een reactie van het lichaam op een willekeurige schadelijke prikkel  ontsteking kun je ook infectie noemen
  • Bacteriën
  • virussen
  • schimmels/gisten
  • Wormen
  • protozoën (amoeben)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bacteriën
  • Eencellig plantje dat onder de microscoop te zien is; staaf, rond.
  • Kunnen zich zelfstandig delen
  • Kokken zijn ronde bacteriën: diplokokken (2), in rijtjes: streptokokken of in trosjes: stafylokokken
  • Staafjes liggen altijd los
  • Bacteriën heb je ook nodig  dit noem je commensalen om in evenwicht te blijven
  • Bacteriële infectie: rood, pijn, zwelling, warm, gestoorde functie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt dat?!
  • Infectie  lichaam stuurt veel bloed naar de plaats infectie  de leukocyten gaan de strijd aan met de bacteriën.
  • Ophoping van leuko’s en bacteriën noem je infiltraat.
  • Als er veel leuko’s en bact. Sterven, ontstaat er pus  kan ook abces zijn  met pus gevulde holte  soms incisie nodig  soms ontstaat fistel (lichaam graaft eigen gangetje wat niet vanzelf dichtgaat  ok)
  • In bloed toename leukocyten  leukocytose
  • Vaak koorts (>38 graden rectaal gemeten)
  • Kans op sepis/bloedvergiftiging  bacterie komt in bloedbaan en verspreid zich  levensgevaar!!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Bij bact. Inf. Reageert lichaam ook met antistoffen  antilichamen of immunoglobulinen (Ig’s)  kan levenslang bescherming bieden
  • Voorbeelden van infecties:
  • Cystitis: blaasontsteking  darmbact kom in blaas  weinig drinken, seks, uitplassen  klachten buikpijn, beetjes plassen, branderig gevoel bij plassen  urine onderzoek  evt. ab./adviezen
  • Pyelonefritis: nierbekkenonsteking  urine stroomt terug van de blaas naar de nieren  reflux  afsluiting werkt niet goed  bij uwi juist vieze urine dus infectie  klachten als cystitis maar ook koorts en pijn hoog in de zij  ab.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere voorbeelden
Pneumonie  vaak onterecht en is het bronchitis. hoesten, slijm, kortademig.  bij pneumonie bact. In de longblaasjes  weinig weerstand/niet goed weghoesten  hoesten, kortademig, koorts  grote doodsoorzaak
Furunkel  steenpuist  via haarzakje bact in huid  abces  pijn  vaak nek, billen  gaat meestal vanzelf over  soms bij neus of bovenlip  kan wel sepsis volgen  dus snel ab
Kinkhoest  maandenlang hoestaanvallen met braken  gevaarlijk voor baby’s  vaccinatie 2 mnd + 4 jr.  alleen ab bij kwetsbare omgeving omdat dit besmetting wat afneemt maar niet de ziekte!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg
Erysipelas (wondroos): via wondje bact naar binnen, vaak streptokok  kan klein wondje zijn  rode zwelling, vaak onderbeen kan ook in gelaat  pijn en koorts! Snel ab  grote kans op sepsis  opname aan infuus
TBC: tuberculose  maakt hele lichaam ziek  erg besmettelijk  mantoux  GGD
Ziekte van lyme: borrelia burgdorferi  kan ziekte veroorzaken  via teken  erythema migrans en/of griepachtige verschijnselen  hoeft niet altijd! Opschrijven  soms ab nodig.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meningitis: nekkramp  ineens erg ziek puntbloedingen  start a.b.  lumbaalpunctie  restverschijnselen overlijden
Tetanus: veroorzaakt door bact met sporen  in grond of ontlasting  pijnlijke spierkrampen, slik en ademhalingsspieren  ingeënt  booster bij bijv. hondenbeet/straatvuil

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Virussen
  • Is erfelijk materiaal met wat eiwit  bijna niet te zien
  • Geen eigen stofwisseling  op grens van leven en dood
  • Kan alleen wat doen als het in de cel komt, dan kan het delen  de cel zelf wordt vernietigd  nieuwe cellen worden geinfecteerd  uitbreiding infectie
  • Soort witte bloedcellen die een rol spelen  lymfocyten  lymfeklieren worden groter
  • Lichaam maakt niet alleen ontstekingsverschijnselen maar ook antistoffen  levenslange immuniteit  medicatie helpt niet  wel verlichten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden virusinfectie
Verkoudheid  vaak onterecht griep  besmetting via handen of druppels in de lucht  kno klachten  meestal geen koorts  verlichtende middelen
Griep  influenza  hoge koorts, hoofdpijn en spierpijn, erg ziek, op bed  gevolg kan pneumonie zijn.  griepvaccinatie
Acute darminfectie  gastro-enteritis  diarree, maag ontstoken  hygiëne belangrijk  kans op uitdrogen 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg virusinfectie
Waterpokken  varicella zoster
Gordelroos  herpes zoster
Koortslip  herpes simplex
Mononucleosis infectosia  ziekte van Pfeiffer
Meningitis  kan ook viraal zijn en helpt geen medicatie  uitzoeken of echt viraal is  opname zh

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervolg virusinfectie
AIDS: acquired immunodeficiency syndrome  verworven aandoening van afweersysteem  door HIV (human immuundeficiëntie virus)  via bloed of seks contact  incubatietijd kan jaren duren  lichaam maakt wel antistoffen aan, aan te tonen in bloed door aidstest, dat noem je seropositief  wel besmettelijk maar niet ziek als virus lymfocyten aantast, wordt patient ziek  lijkt op griep/Pfeiffer  verdediging door lichaam wordt verzwakt  dodelijk  medicatie kan virus remmen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmels en gisten
  • Schimmels Lange draden onder de microscoop.
Voorbeeld: candida albicans  kan ook vaginitis geven  diagnose door KOH preparaat
Voorbeeld: spruw  let ook op tepel moeder  vaak middeltje voor bijv. miconazol-gel of nystatine
  • Gisten zijn kleine schimmels
Voorbeeld: roos en eczeem  seborroïsch eczeem  schilferig eczeem wat je kunt zalven.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wormen
Aarsmade  enerobius
Jeuk  pruritis ani
Plakproef of ontlasting

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie bij infectiezekten

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenissen, werking, etc.
  • Bactericide  bacteriedodend
  • Bacteriostatisch  bacteriegroeiremmend
  • Antibacterieel kan breed en smal spectrum zijn 
  • Kuur altijd afmaken!
  • Antimyotica  fungicide (middelen gebruikt voor de parasitaire bestrijding schimmels) of fungistatische (verdwijnen schimmel- en gistresten uit de huid door het normale afschilferingsproces  minimaal week doorsmeren) werking  

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectieziekten
  • Bacteriële infecties
  • Anti bacteriële middelen  antibiotica
  • Penicilline: bacteriële werking en smal + breedspectrum nauwelijks bijwerkingen (flucloxacilline, amoxicilline, amox/clav)
  • Cefalosporinen: breedspectrum met bactericide werking
  • Tetracyclinen: bacteriostatische antbacterieel, breeds spectrum (doxycycline, tetracycline)
  • Macroliden: baceriostatisch  smal spectrum (azitromycine, claritromycine) Bij LWI en geslachtsziekten
  • Fluorochinolonen: breedspectrum, bactericide werking. Bij UWI, LWI bij COPD (ciprofloxacine en norfloxacine)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bacteriële infecties en antibiotica
  • Eencellige organismen met een celwand
  • Altijd aanwezig bijv. mond, darm, vagina, huid
  • Buitenlichaam niet ziekteverwekkend, binnen lichaam wel (via bloed of door ok)
  • Bij HA vaak “blind” begonnen, wanneer niet helpt pas kweek (veranderd wel een beetje)
  • Antibiotica: breed en smalspectrum (veel en weinig soorten bacteriën)
  • Bijwerking diarree of huiduitslag bijv. soms anafyl.shock
  • Bij gebruik antibiotica kans op schimmels  concurrentie met bacteriën valt weg.
  • Resistentie: kuur niet afmaken en te vaak a.b.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling antibacteriële middelen
Penicillinen: bactericide werking, breed en smal, vaak huidreactie. Voorbeeld: breed amoxicilline/(clavulaanzuur) smal: flucloxacilline (LWI/huidinf)
Cefalospirinen: breedspectrum bactericide. Achter de hand bijv. cefuroxim of ceftriaxon (SOA, ernstige UWI)
Tetracyclinen: bacteriostatische antibacteriële middelen, breedspectrum bij voorhoofdsholte ontsteking, niet in de zon, diarree, overgeven, tandverkleuring
Macroliden: bacteriostatisch, vergelijkbaar met smalspectrum penicillinen. Bijv bij chlamidia, KNO infectie bijv claritromicyne, ertytromicine, azitromycine (bijv. 3-5 dagen)
Fluorchinolonen:breedspectrum bactericide werking. Bij uwi en copd. Bijvoorbeeld ciprofloxacine en norfloxacine

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antibiotica bij UWI
  • Vaak plassen, pijn bij plassen, koorts
  • Veel drinken, niet te lang uitstellen, blaas goed leeg plassen, na gemeenschap plassen
  • Gezonde, niet zwangere vrouwen >12 jaar: 5 dagen nitrofurantoine
  • Patiënten die behoren tot risicogroep (man, zwanger, dm, afw. Nieren/urine wegen, catheter, weerstand 7: 7 dagen nitrofurantoine of amox/clav of trimetoprim
  • Mannen/vrouwen met koorts, rillingen, ziek: ciprofoxaxine
  • <12 jaar met/zonder algemene klachten: afhankelijk van klachten: nitrofur. Amox/clav, cotrimoxazol

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schimmelinfecties
  • Antimyotica: schimmeldodende en schimmelgroeiremmende middelen
  • Bijvoorbeeld fluconazol, miconazol, ketoconazol
  • 1-2 weken doorsmeren nadat over is. (lokaal)
  • Terbinafine en itraconazol: oraal bij schimmelinfecties van nagels  kan blijvend smaak verlies geven  ha terughoudend met voorschrijven.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

virusinfecties
Virus  gastheercel  vermenigvuldigen  gastheercel wordt gedood  gastheercel wordt gedwongen stofwisselingssysteem zo te wijzigen dat nieuwe virusdeeltjes ontstaan  dringen cellen binnen  virusinfectie is een feit

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antivirale middelen
Bijv. bij HIV  tenofir/emtricitabine
Herpes: famciclovir

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Protozoa en middelen
  • Protozoa  eencellige dierlijke organismen
  • Bijvoorbeeld trichomonas vaginalis  ontsteking geslachtsorgaan man en vrouw of Malaria  tropische ziekte
  • Middel trichomonas vaginalis: metrodinazol
  • Middel Malaria: proguanil of proguanil met chloroquine
        (bijwerkingen cardiomyopathie, hartritmestoornissen, hypo,      leverfunctiestoornis, oogafwijkingen, tinnitus, allergie huid, etc.) 


Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wormen, luizen, mijten
  • Worm: parasiet in de darm van de gastheer  eitje  larve  worm  eitjes  etc  middel mebendazol
  • Daarnaast: korte nagels, hele gezin behandelen, handen wassen, schoon ondergoed
  • Luizen en mijten: pediculus capitis (pietje)  luizencontrole op school, 2 wk kammen, behandelen dimethicon en phthirus pubis (schaamluis –platje)—> scheren + verzachtende creme of permetrinecreme (loxazol)
  • Schurft: scabiës  jeukende huidaandoening door schurftmijt  permetrinecreme (loxazol)

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Preparatenlijst
  • Pagina  163 geneesmiddelen kennis
  • Kom je veel tegen in de praktijk --> herkennen!

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Zie module boek week (7) 51 
  • Vragen mailen voor vrijdag 17 december 2021 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies