3.3 Experimenteren: transport door celmembranen

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.3 Experimenteren: transport door celmembranen - deel 1
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
3.3 Experimenteren: transport door celmembranen - deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Terugblik 3.2
3.3 deel 1 

Vooruitblik:
deze week 2 en een halve les voor 3.3
volgende week VO osmose

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk was
-Lees paragraaf 3.2

-Maak de opdrachten 18 t/m 21, 26, 27, 30 of 31, 32
-Kijk de opdrachten na en verbeter je antwoorden. (nakijkbladen in Teams) 

Bespreken? 

Slide 3 - Tekstslide

Doel 3.3
6. Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport
7. Je verklaart de veranderingen bij een plantencel in een omgeving met een afwijkende osmostische waarde. 
8. Je verklaart de veranderingen van een dierlijke cel die in een omgeving komt met een afwijkende osmotische waarde. 
9. Je egt uit hoe osmose de houdbaarheid van voedsel kan verlengen. 

Slide 4 - Tekstslide

Doel 3.3
6. Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport
7. Je verklaart de veranderingen bij een plantencel in een omgeving met een afwijkende osmostische waarde. 
8. Je verklaart de veranderingen van een dierlijke cel die in een omgeving komt met een afwijkende osmotische waarde. 
9. Je egt uit hoe osmose de houdbaarheid van voedsel kan verlengen. 

Slide 5 - Tekstslide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).
67G3

Slide 6 - Tekstslide

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 7 - Tekstslide

Membraantransport (bron 8, binas 79D)

Slide 8 - Tekstslide

Stoffentransport
Passief transport kost geen energie, actief transport kost energie (ATP).

Slide 9 - Tekstslide

Dus: transport van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concenratie kost geen energie (passief) en transport van stoffen van een hoge naar een lage concentratie kost wel energie (actief)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 12 - Tekstslide

Grote wateroplosbare moleculen en ionen (geaden moleculen) hebben een transportkanaaltje nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie, dus passief.
Transportkanaaltjes zijn gemaakt van eiwitten.
Gefaciliteerd transport

Slide 13 - Tekstslide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie: via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 14 - Tekstslide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.
Blaasjes

Slide 15 - Tekstslide

Exocytose: afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.
Blaasjes

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Nu en huiswerk
-Lees blz. 88 en 89
-Maak de opdrachten 34, 35, 37, 38, 39
-Lees blz. 90, 91 en 92

Slide 18 - Tekstslide

Vandaag
Afronden theorie van 3.3 
en opdrachten 3.3

Slide 19 - Tekstslide

transport over celmembraan
-Passief transport: 
          -diffusie
          -via transportkanaaltjes (waaronder osmose)
-Actief transport: 
          -via transportkanaaltjes, tegen concentratiegradient in. 
          -endo- en exocytose

Slide 20 - Tekstslide

Transport door de celmembraan
Passief transport  - kost geen energie  
1: diffusie  (CO2, O2 bij een concentratieverschil gewoon door membraan)
2: gefaciliteerd transport  = diffusie door speciale eiwitpoorten
 (glucose, ionen Na+ / K+, water -> osmose)

Actief transport  - kost energie want gaat tegen de concentratieverval in
(ionen en grote moleculen via transportenzymen)



Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken
Passief en actief transport kan je alsvolgt uit elkaar houden:

Passief: 
Kost geen energie, van hoge naar lage concentratie

Actief:
Kost energie, van lage naar hoge concentratie (altijd via eiwit)
Water gaat eigenlijk via speciale aquaporinen

Slide 22 - Tekstslide

komkommer met zout

Slide 23 - Tekstslide

Watertransport
-Deels via diffusie, maar langzaam 
- Snel watertransport via waterkanaal (transporteiwit).

Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 24 - Tekstslide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.

Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 28 - Tekstslide

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 29 - Tekstslide

Plantaardige cel: celwand
Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand.
Een celwand is permeabel = alle stoffen kunnen er makkelijk doorheen.


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk

Slide 32 - Tekstslide

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 33 - Tekstslide

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 34 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een plakje komkommer als je er zout op strooit??? 
Schrijf je antwoord op, gebruik makend van de biologische termen.

Slide 35 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een plakje komkommer als je er zout op strooit??? 
De omgeving van de komkommer wordt hypertoon t.o.v. de celinhoud van de komkommer. Hierdoor stroomt water door osmose de cellen uit. De vacuole's lopen leeg en de cellen zijn geplasmolyseerd (het celmembraan is losgelaten van de celwand) 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Video

huiswerk
43, 44, 45, 46, 48, 51

Slide 39 - Tekstslide

1

Slide 40 - Video

03:46
fagocytose = endocytose 
(in je boek noemen ze het dus endocytose)

Slide 41 - Tekstslide