Taalkunde (naamwoordelijk gezegde afronden + start rollen van een werkwoord)

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vorige week
Je hebt geleerd dat een naamwoordelijk gezegde een stempel drukt op iemand als bevestiging van een handeling (werkwoordelijk gezegde).

Vandaag
Je leert dat het werkwoord als regisseur in de zin de rollen uitdeelt.
Je schrijft de korte schrijfopdracht over het naamwoordelijk gezegde.

Deze week
Blok 2: het werkwoord als regisseur in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Volg somtoday nauwgezet.

Let op: je moet zorgen dat je de opdrachten maakt om de leerstof nu, straks (De Speld) en later correct toepast.

Slide 4 - Tekstslide

Maak de opdrachten die in de andere vakken staan. De vragen gaan van herkennen (1 ster) via gebruiken (2 sterren) naar inzicht (3 sterren).
Gebruik de theorie uit de modulewijzer.
Leg uit of hieronder wel of geen sprake is van een naamwoordelijk gezegde.

Je kunt blijven profiteren van hoge kortingen bij webshops, hoewel de prijzen hoger lijken dan voorheen.
Vul onderstaande zinnen aan met een gezegde dat passend is bij wat wordt gezegd.

1. Het voorjaar lonkt; de zon schijnt volop.
2.  Mijn ouders kopen nooit vlees.
Schrijf de eerste 30 woorden van een verhaaltje voor kinderen over een egeltje dat op voetbal wil.
Gebruik twee naamwoordelijke gezegdes met verschillende koppelwoorden (maar niet: is/was/zijn).

Slide 5 - Tekstslide

Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort. 
Er wordt altijd iets gezegd.
Het is net als een film: je hebt verschillende rollen nodig om het verhaal te vertellen.

Slide 6 - Tekstslide

De regisseur
Het belangrijkste werkwoord in de zin is de regisseur.

Ook in Teams luisteren de leerlingen aandachtig.
De leerlingen hebben de opdrachten meticuleus gemaakt.
Cas had de theorie willen leren.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp
De hoofdrol is voor iets of iemand die het werkwoord uitvoert.

Niels lacht hard om zijn eigen grap.

Niels speelt de hoofdrol in de film over lachen.






Slide 8 - Tekstslide

Lijdend vw
Transitieve werkwoorden bepalen dat er naast een hoofdrolspeler ook een rol nodig is die het werkwoord ondergaat: het lijdend voorwerp.

Stefan drinkt iedere dag een blikje RedBull.

Slide 9 - Tekstslide

Meewerkend vw
Ten slotte zijn er werkwoorden die bepalen dat je niet alleen een doener en een ondergaander, maar ook een ontvanger nodig hebt.

Sinne deelt tijdens de eerste les complimenten uit aan alle leerlingen.

Slide 10 - Tekstslide

Welke rollen worden uitgedeeld?
Basis:
slapen
geven

Gemiddeld:
combineren
adviseren

Gevorderd
beseffen
verwijten
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

lachen
drinken
hebben
beseffen
uitdelen
accepteren
blijven
bezorgen
staan

Slide 12 - Sleepvraag

Jouw voorbereiding voor de volgende les:
Blok 2: opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 13 - Tekstslide