Taalkunde (bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling)

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Je hebt geleerd dat het belangrijkste werkwoord als regisseur bepaalt welke rollen nodig zijn.


Vandaag
Je maakt de zin als film aantrekkelijker en informatiever door decor en drama toe te voegen.



Deze week
Blok 2: het werkwoord als regisseur in de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Volg somtoday nauwgezet.

Let op: je moet zorgen dat je de opdrachten maakt om de leerstof nu, straks (De Speld) en later correct toepast.

Slide 3 - Tekstslide

Maak de opdrachten die in de andere vakken staan. De vragen gaan van herkennen (1 ster) via gebruiken (2 sterren) naar inzicht (3 sterren).
Gebruik de theorie uit de modulewijzer.
Waarom is onderstaande zin grammaticaal onjuist? Gebruik je kennis van de rollen (onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).
Gijs vermijdt iedere keer weer.
Welke rollen heb je nodig bij de volgende werkwoorden:

aanraden
informeren
regenen
Wat gebeurt er met de grammaticale rollen in een lijdende zin?

De bakker bakt het brood.
Het brood wordt door de bakker gebakken.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijfopdracht 1 (2)
Naamwoordelijk gezegde


Schrijfopdracht 2 (4)
Samengestelde zinnen
Bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling


Schrijfopdracht 3 (4)
Herhaling
+ voorzetselvoorwerp en ambiguïteit


Onderzoeksopdrachten woordsoorten en spelling

Slide 5 - Tekstslide

Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort. 
Er wordt altijd iets gezegd.
Het is net als een film: je hebt verschillende rollen nodig om het verhaal te vertellen.

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoord als regisseur
Het belangrijkste werkwoord bepaalt welke rollen nodig zijn om het hele verhaal te vertellen:

onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

vinden - zitten - geven

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Met bijwoordelijke bepalingen geef
je extra kleur en informatie aan een zin:

Waarom?
Wanneer?
Wel of niet?
Waar?
Hoe?
Hoe vaak?

Slide 9 - Tekstslide

Geven

Hoofdrol:
de persoon die geeft (onderwerp)

Onmisbare rol:
dat wat gegeven wordt (lv)

(On)misbare rol:
wie het geven ontvangt (mv)
Het meisje geeft hem een ijsje


Het meisje = onderwerp

ijsje = lijdend voorwerp


hem = meewerkend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Decor

Het meisje gaf hem een ijsje op het strand.
Het meisje gaf hem een ijsje bij haar thuis.
Het meisje gaf hem gisteren een ijsje.
Het meisje gaf hem iedere dag een ijsje.

Slide 11 - Tekstslide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Drama

Het meisje gaf hem een ijsje, omdat ze verliefd op hem is.
Het meisje gaf hem liever een ijsje.
Het meisje gaf hem geïrriteerd een ijsje.
Hoewel hij het niet lust, gaf het meisje hem een ijsje.
Het meisje gaf hem niet een ijsje.

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Geen eigen zinsdeel
Het is een zinsdeel binnen een zinsdeel

Het geeft extra informatie over een zinsdeel

Meestal een bijvoeglijk naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.




Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.


Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.

Het meisje dat tot over haar oren verliefd is gaf hem een ijsje dat ze eigenlijk niet kon betalen.

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.

Het meisje dat tot over haar oren verliefd is gaf hem een ijsje dat ze eigenlijk niet kon betalen.

Slide 17 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling:
Jongeren begaan cybercrime.

Bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling:
Plagiaat is een strafbaar feit.

Twee bijwoordelijke bepalingen en twee bijvoeglijke bepalingen.
Roddels verspreiden is laster.
Vul in de volgende zinnen extra informatie toe.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zie jij? Vertel het verhaal in één zin.

Voeg de volgende elementen toe:
1 bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord
1 bijvoeglijke bepaling achter een zelfstandig naamwoord
2 keer decor
1 keer drama

Slide 19 - Tekstslide

Modulewijzer blok 2, opdracht 6 (bijvoeglijke bepaling)
Vul onderstaande zinnen aan met extra informatie, waarmee het voor de ander duidelijker wordt. Je mag een woord aanpassen, maar het werkwoord moet zo blijven.
a) De man controleert de passagier.
b) Mark retourneert het pakket.
c) Kinderen verwijten hem iets.

Opdracht 8 Oefenen met samengestelde zinnen
Noteer van de volgende zinnen de structuur en noteer of er sprake is van onderschikking of nevenschikking.

a) De piloot van de Airbus A320 meldde de luchtverkeersleider dat het vliegtuig door een vlucht vogels was gevlogen.

b) Doordat beide motoren waren uitgevallen, moest het vliegtuig een noodlanding maken op de rivier de Hudson.

c) De misstanden waren al ruim twee jaar bij de directie bekend, maar sancties volgden pas na alle media-aandacht van afgelopen maand.

d) Terwijl Walter White doorgaat met het geven van scheikundeles, zorgt Jesse Pinkman voor hun illegale handeltje.

e) 57% van de ondervraagden weet niet of sociale media te vertrouwen in.

Slide 20 - Tekstslide