In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Jouw voorbereiding voor de volgende les:
Les 2: Blok 2, opdracht 7-9
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kent de begrippen onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
Je kunt de begrippen benoemen in een enkelvoudige zin.
Je kunt uitleggen op welke manier het werkwoord de regisseur is in de zin.
Vragen van jullie
Het werkwoord als regisseur in de zin.
Rollen in een zin
Oefenen met werkwoorden als regisseur (opdracht 2 van de modulewijzer)
Slide 3 - Tekstslide
Mij wordt het boek met alle antwoorden gegeven. Wat is hier het onderwerp?
A
Mij
B
het boek
C
het boek met alle antwoorden
D
er is geen onderwerp
Slide 4 - Quizvraag
Lees de theorie van blok 2
'het zelfstandige werkwoord als regisseur'
timer
5:00
Slide 5 - Tekstslide
Welke vraag heb jij naar aanleiding van de gelezen theorie en de gemaakte opdrachten?
Slide 6 - Woordweb
Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort.
Er wordt altijd iets gezegd.
Het is net als een film: je hebt verschillende rollen nodig om het verhaal te vertellen.
Slide 7 - Tekstslide
De regisseur
Het belangrijkste werkwoord in de zin is de regisseur.
Ook in Teams luisteren de leerlingen aandachtig.
De leerlingen hebben de opdrachten meticuleus gemaakt.
Cas had de theorie willen leren.
Slide 8 - Tekstslide
Onderwerp
De hoofdrol is voor iets of iemand die het werkwoord uitvoert.
Niels lacht hard om zijn eigen grap.
Slide 9 - Tekstslide
Lijdend vw
Transitieve werkwoorden bepalen dat er naast een hoofdrolspeler ook een ondergaande nodig is: het lijdend voorwerp.
Faris drinkt iedere dag een blikje RedBull.
Slide 10 - Tekstslide
Meewerkend vw
Ten slotte zijn er werkwoorden die bepalen dat je niet alleen een doener en een ondergaander, maar ook een ontvanger nodig hebt.
Sinne deelt tijdens de eerste les complimenten uit aan alle leerlingen.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 1 Noteer wat een van de figuren zegt, passend bij de emotie. Let op: het is een hele zin waarin iets of iemand iets doet of heeft gedaan. Kies zelf bij welk figuur je een zin bedenkt. Start met 1., 2., 3. of 4.
Slide 12 - Woordweb
lachen
drinken
hebben
beseffen
uitdelen
accepteren
blijven
bezorgen
staan
Slide 13 - Sleepvraag
Jouw voorbereiding voor de volgende les:
Blok 2:
- hulpwerkwoorden: opdracht 7 (staat opdr 5 bij)
- samengestelde zinnen opdracht 8 en 9(staat opdracht 6 en 7 bij)