Toets 1 Kwaliteit en deskundigheid MZ

Wat is de juiste omschrijving van het begrip cao?
Een cao is een arbeidsovereenkomst tussen werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties die geldt voor
A
alle bedrijven of grote organisaties in Nederland.
B
bepaalde onderdelen van een bedrijf of organisatie.
C
een hele sector of bedrijfstak.
D
een werkgever en een individuele werknemer
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is de juiste omschrijving van het begrip cao?
Een cao is een arbeidsovereenkomst tussen werkgevers(organisaties) en werknemersorganisaties die geldt voor
A
alle bedrijven of grote organisaties in Nederland.
B
bepaalde onderdelen van een bedrijf of organisatie.
C
een hele sector of bedrijfstak.
D
een werkgever en een individuele werknemer

Slide 1 - Quizvraag

Welk is het juiste antwoord?
Een van de voorbeelden van het beleid / de doelen / de missie / de visie van een zorgcentrum is dat de cliënten dagelijks persoonlijke aandacht krijgen.

A
het beleid
B
de doelen
C
de missie
D
de visie

Slide 2 - Quizvraag

Welk is het juiste antwoord?
In het beleid / de doelen / de missie / de visie staat hoe de organisatie dit wil bereiken.
A
het beleid
B
de doelen
C
de missie
D
de visie

Slide 3 - Quizvraag

Welk is het juiste antwoord?
Wat dit zorgcentrum belangrijk en waardevol vindt, kun je teruglezen in het beleid / de doelen / de missie / de visie.
A
het beleid
B
de doelen
C
de missie
D
de visie

Slide 4 - Quizvraag

Welk is het juiste antwoord?
In het beleid / de doelen / de missie / de visie vind je hoe de organisatie zichzelf in de toekomst ziet.
A
het beleid
B
de doelen
C
de missie
D
de visie

Slide 5 - Quizvraag

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
In een lijn-staforganisatie worden medewerkers altijd aangestuurd door twee leidinggevenden

A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
In een matrixorganisatie worden medewerkers altijd aangestuurd door twee leidinggevenden
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
In een organisatie met een linking-pinstructuur levert elke afdeling één persoon die de afdeling op een hoger niveau vertegenwoordigt
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
In een projectorganisatie levert elke afdeling één persoon die de afdeling op een hoger niveau vertegenwoordigt
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Een projectorganisatie wordt gekenmerkt door een tijdelijke samenstelling.


A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Noteer vier elementen die jouw beroepsdeskundigheid vormen.

Slide 11 - Open vraag

Van welke begeleidingsvorm is sprake?
Bij intervisie / supervisie draait het vooral om het schetsen van een probleem en daar dan met elkaar over praten.
A
intervisie
B
supervisie

Slide 12 - Quizvraag

Van welke begeleidingsvorm is sprake?
Bij intervisie / supervisie ligt het accent op in de gaten gehouden worden.

A
intervisie
B
supervisie

Slide 13 - Quizvraag

Van welke begeleidingsvorm is sprake?
Er is meestal geen begeleider aanwezig bij intervisie / supervisie.

A
intervisie
B
supervisie

Slide 14 - Quizvraag

Van welke begeleidingsvorm is sprake?
Intervisie / Supervisie wordt vaak geleid door een aparte functionaris.
A
intervisie
B
supervisie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen intercollegiale toetsing enerzijds en intervisie en supervisie anderzijds?
A
Bij intercollegiale toetsing beoordeel je je eigen handelen aan de hand van criteria. Bij intervisie en supervisie niet.
B
Bij intercollegiale toetsing is een gespreksleider aanwezig. Bij intervisie en supervisie niet.
C
Bij intercollegiale toetsing zijn ook collega’s van een andere organisatie aanwezig. Bij intervisie en supervisie niet.

Slide 16 - Quizvraag

Noteer de drie leesvormen die je het best achtereenvolgens kunt hanteren bij het bestuderen van vakliteratuur

Slide 17 - Open vraag


Yousra gaat aan het werk als beroepskracht maatschappelijke zorg met kinderen met een verstandelijke beperking. Een van haar taken wordt aan de ouders uitleg geven over de mogelijkheden van ondersteuning en financiering van de zorg. Er is sinds de invoering van de Wmo 2015 veel veranderd. Yousra heeft daar in haar vorige baan weinig mee te maken gehad. Ze wil alles nog eens op een rijtje zetten. Ze besluit een stapel oude vaktijdschriften door te bladeren op zoek naar artikelen over de invoering van de wet. Ze vindt een artikel uit 2011 met daarin overzichtelijk uiteengezet alle mogelijke plannen voor de wet.
Welke van de volgende uitspraken past het best bij deze situatie?

A
Dit artikel is niet betrouwbaar, want dat is informatie in tijdschriften nooit.
B
Dit artikel is betrouwbaar, want het staat in een vaktijdschrift.
C
Dit artikel is niet bruikbaar, want het gaat niet over de ondersteuning en financiering van de zorg.
D
Dit artikel is niet bruikbaar, want de informatie is inmiddels mogelijk verouderd.

Slide 18 - Quizvraag

Noteer drie onderdelen die in een POP worden vastgelegd.

Slide 19 - Open vraag

Welke organisatie komt op voor de belangen van de leden en heeft werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten van een afzonderlijke bedrijfstak als lid?
A
Personeelsvereniging
B
Vakbond
C
Vakcentrale
D
Werkgeversorganisatie

Slide 20 - Quizvraag

VluchtelingenWerk Nederland behartigt de belangen van vluchtelingen en asielzoekers in Nederland, vanaf het moment van binnenkomst tot en met de integratie in de Nederlandse samenleving. In hun visie staat: ‘Vluchtelingen moeten maatschappelijke veiligheid vinden’. Een doel dat hierbij past, is dat vluchtelingen een nieuw bestaan kunnen opbouwen; ze moeten zich welkom voelen.
Geef twee voorbeelden van uitvoerend (operationeel) beleid dat hierbij past.

Slide 21 - Open vraag

Casus
Lees de volgende situatieschets. Beantwoord daarna de vragen op de volgende 2 dia's
Dion werkt in een grote zorgorganisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. De organisatie heeft verschillende gespecialiseerde afdelingen. Dion werkt op de afdeling voor cliënten met het downsyndroom. Alle teamleden van zijn afdeling hebben zich vanmiddag verzameld in de koffiekamer waar het wekelijkse teamoverleg plaatsvindt. Vandaag is zowel staffunctionaris P&O Ingrid als afdelingsleider Chaima bij het overleg aanwezig.
Hoofdpunt van de agenda is de onderlinge samenwerking. Chaima brengt het onderwerp meteen ter sprake. ‘De laatste maanden is me opgevallen dat de samenwerking niet lekker loopt. Samen met jullie wil ik kijken hoe we dit kunnen verbeteren.’
Vrijwel meteen barst de discussie los. Allerlei frustraties worden geuit. ‘Het zijn altijd dezelfde mensen die de vervelende klusjes moeten opknappen, en jij Toine helpt nooit mee.’ Dion spreekt uit wat veel collega’s ook vinden maar nooit zeggen. ‘Ik heb anders nog nooit klachten gehoord,’ zegt Toine geïrriteerd. ‘Ik vind trouwens dat Chaima maar moet aangeven wanneer er iets moet gebeuren. Zij is per slot van rekening de leidinggevende op de werkvloer.’ ‘Daar sla je volgens mij de spijker op z’n kop,’ antwoordt Dion. ‘We moeten als team sámen de kar trekken. Dat betekent dat we ook onderling taken moeten kunnen verdelen zonder dat Chaima zich daarmee bemoeit.’
‘Dat is waar,’ zegt Ingrid. ‘Ik stel voor dat jullie voortaan een weekrooster opstellen met duidelijke deadlines voor alle klussen. Zo weet iedereen waar hij aan toe is.’




Slide 22 - Tekstslide

Bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat je, ook als je straks werkt, moet blijven leren. Geef twee voorbeelden van zulke ontwikkelingen in de maatschappij

Slide 23 - Open vraag

Welk type organisatiestructuur heeft de organisatie waar Dion voor werkt? Motiveer je antwoord.

Slide 24 - Open vraag

Volgens het model van Belbin moet een goed team voldoen aan de voorwaarden voor succesvol teamwork. Noteer drie voorwaarden waaraan het team van Chaima niet voldoet.

Slide 25 - Open vraag