KGT1 les 22

Programma

Nakijken/huiswerkcheck

Herhaling

Lesdoel

Uitleg 

Oefenen   

Zelf aan de slag
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma

Nakijken/huiswerkcheck

Herhaling

Lesdoel

Uitleg 

Oefenen   

Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken

Les 21 opdracht 1 t/m 9 en 11


Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 3 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Ik ......(geven) het terug.
A
geef
B
geeft
C
gaf

Slide 4 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 5 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij zwaait
B
hij zwaaid

Slide 6 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(worden) ... je broer straks opgehaald?
A
word
B
wordt
C
werd
D
worden

Slide 7 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 8 - Quizvraag

Lesdoel
Les 22

Je leert hoe je woorden in het meervoud schrijft 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van
luchtbel
A
luchtbels
B
luchtbelen
C
luchtbellen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
vuur
A
vuurs
B
vuurtjes
C
vuren
D
vurren

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
muizenval
A
muizenvalen
B
muizenvallen
C
muisenvallen
D
muisenvalen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
kanaal
A
kanalen
B
kanallen
C
kanaalen
D
kanaallen

Slide 16 - Quizvraag

Lesdoel
Les 22

Je leert hoe je woorden in het meervoud schrijft 


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van
mens
A
mensen
B
menzen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
neef
A
neefen
B
nefen
C
neeven
D
neven

Slide 22 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
brief
A
briefen
B
brieven

Slide 23 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
advies
A
adviesen
B
adviezen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van
tante
A
tanten
B
tantes
C
tante's
D
tantes'

Slide 28 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
lolly
A
lollies
B
lollys
C
lolly's

Slide 29 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
baby
A
babies
B
baby's
C
babys

Slide 30 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
menu
A
menuus
B
menus
C
menu's
D
menuu's

Slide 31 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
menu
A
menuus
B
menus
C
menu's
D
menuu's

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Wat?
Maken les 22, opdracht 5 t/m 9  op bzl. 48 en 49
Hoe?
Lees bij vragen nog een keer de theorie op blz. 48
Let op!
Schrijf op wat je weet, laat open als je het niet weet. Dan hoor je het zo van de docent
Tijd?
25 minuten
Klaar?
Stillezen of leren voor Duits

Slide 34 - Tekstslide

Hoe schrijf je het meervoud van
matroos
A
matroosen
B
matroozen
C
matrosen
D
matrozen

Slide 35 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
virus
A
virusen
B
virussen
C
viruzen
D
viruzzen

Slide 36 - Quizvraag

Bedenk bij deze twee woorden en ander woord, dat op dezelfde manier een meervoud vormt:
druiven, bedrijven......

Slide 37 - Open vraag

Bedenk bij deze twee woorden en ander woord, dat op dezelfde manier een meervoud vormt:
huizen, laarzen.......

Slide 38 - Open vraag

Bedenk bij deze twee woorden en ander woord, dat op dezelfde manier een meervoud vormt:
schuren, kelen.....

Slide 39 - Open vraag

- ik heb gelezen in "De regels van drie"
- ik weet hoe je woorden in het meervoud schrijft 
Doel bereikt?

Slide 40 - Tekstslide

Massaal                        met veel tegelijk 
de vondst                    iets wat je gevonden of bedacht hebt 
de roedel                     een groep herten, wolven of honden
aan banden leggen  ervoor zorgen dat iets verder niet gebeurt
de kraamafdeling      afdeling in een ziekenhuis waar baby's worden geboren
het virus                        zeer kleine ziekteverwekker
Woorden 

Slide 41 - Tekstslide

Donderdag taken

Slide 42 - Tekstslide

Pluspunten & kluspunten?

Voor jezelf
Voor de klas
Voor de docent

Slide 43 - Tekstslide