HAVO 3 - BEDRIJVENDE EN LIJDENDE VORM - WEEK 14 2020

Bedrijvende en lijdende zinnen





grammatica zinsdelen H5
havo 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bedrijvende en lijdende zinnen





grammatica zinsdelen H5
havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Na de les:

  • kun je bedrijvende en lijdende zinnen herkennen.
  • herken je in welke tijd een zin staat.

Slide 2 - Tekstslide

Jara/laat/de hond /uit.

Onderwerp = Jara

Jara doet iets -> ze laat de hond uit

Als het onderwerp een handeling zelf uitvoert, noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.

Slide 3 - Tekstslide

De hond/wordt/door Jara/uitgelaten.

Onderwerp = De hond

De hond ondergaat iets -> het uitlaten 

Als het onderwerp een handeling ondergaat (niet zelf uitvoert), noem je de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 4 - Tekstslide

Heel lang geleden poetsten de mensen hun tanden niet.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 5 - Quizvraag

Later werden as, eierschalen, mirre en puimsteen door de oude Egyptenaren vermengd om mee te poetsen.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 6 - Quizvraag

Met een stokje werd het poeder over het gebit verdeeld.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 7 - Quizvraag

Grieken en Romeinen vervingen het poeder door een pasta
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 8 - Quizvraag

Tegenwoordig wordt het poetsen van tanden zelfs door de overheid gestimuleerd.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 9 - Quizvraag

Evaluatie:
ik snap het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin.
A
Zeker wel!
B
Ik denk het wel.
C
Ik denk het niet.
D
Absoluut niet!

Slide 10 - Quizvraag

Schema: verschil bedrijvend - lijdend

Slide 11 - Tekstslide

LET OP!
Als je een zin omzet, moet de tijd van de zin hetzelfde blijven!

Alleen zinnen met een werkwoordelijk gezegde zijn om te zetten.

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordstijden
> In welke tijd staan de volgende zinnen?
(zie leerboek, bladzijde 154)

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb me heel goed voorbereid op de toets van grammatica.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quizvraag

Mijn moeder wilde me wel overhoren.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Dat had ze nog niet eerder gedaan.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Ik durfde haar dat niet zo goed te vragen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 17 - Quizvraag

Maar nu ben ik blij met het resultaat.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 18 - Quizvraag

Want ik heb nog niet eerder zo goed gescoord op een toets.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 19 - Quizvraag

De politie zal 'coronaspugers' zonder
pardon aanhouden.
A
ott
B
ottt
C
vtt
D
vttt

Slide 20 - Quizvraag

Zij zouden met voorbedachte rade mensen met een potentieel dodelijke ziekte besmetten.
A
ottt
B
vttt
C
ovtt
D
vvtt

Slide 21 - Quizvraag

De eerste 'coronaspugers' zijn inmiddels berecht.
A
ott
B
vvt
C
ovtt
D
vtt

Slide 22 - Quizvraag

Zij zouden geldboetes én een gevangenisstraf gekregen hebben.
A
ott
B
vvt
C
ovtt
D
vtt

Slide 23 - Quizvraag

Doen:
Na de les:

  • leer je de theorie op bladzijde 154 van je leerboek uit je hoofd. 
  • leer je de regels op dia 12 van deze presentatie uit je hoofd.
  • maak je opdracht 1 op bladzijde 155 van je leerboek.

Slide 24 - Tekstslide