Grammatica zinsdelen 3.7 bv en lv les 3

Zinnen veranderen
Bedrijvende vorm                             Lijdende vorm
1. Lijdend voorwerp      wordt      onderwerp

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinnen veranderen
Bedrijvende vorm                             Lijdende vorm
1. Lijdend voorwerp      wordt      onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

DOEL:
Aan het einde van de les kunnen jullie een zin in de lijdende vorm omzetten naar een bedrijvende vorm.

Slide 2 - Tekstslide

bedrijvende en lijdende vorm
Zinnen hebben twee vormen: de bedrijvende en de lijdende vorm. 
In de bedrijvende  ...het onderwerp  doet iets iets
In de lijdende vorm ondergaat het onderwerp iets 

Slide 3 - Tekstslide


Hier doet het onderwerp actief iets!
Iemand doet dus iets!  

1. De juf kijkt het huiswerk van de leerlingen na.
onvoltooide vorm (onv)

2. De juf heeft het huiswerk van de leerlingen nagekeken.
voltooide vorm (V)




Hier ondergaat het onderwerp een handeling.
Iets wordt door iemand gedaan
1. Het huiswerk van de leerlingen wordt door de juf nagekeken.
onvoltooide vorm

2. Het huiswerk van de leerlingen is door de juf nagekeken.
voltooide vorm




Bedrijvende vorm (actief)
Lijdende vorm (passief)

Slide 4 - Tekstslide

Bedrijvende vorm/onv
Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 5 - Tekstslide

Lijdende vorm/onv
De hond| wordt | door Jara | uitgelaten.
  • De hond is het onderwerp
  • De hond ondergaat iets: hij wordt uitgelaten.
  • Lijdend of passief

Slide 6 - Tekstslide

Bedrijvende vorm/v
Jara heeft de hond uitgelaten.
  • Jara is het onderwerp
  • Jara heeft iets gedaan: z heeft dee hond uitgelaten
  • Bedrijvend of actief


Slide 7 - Tekstslide

Lijdende vorm/v
De hond| is| door Jara | uitgelaten.
  • De hond is het onderwerp
  • De hond ondergaat iets: hij is uitgelaten door Jara
  • Lijdend of passief
  • Soms moet je zelf een onderwerp verzinnen.

Slide 8 - Tekstslide

Zinnen veranderen
Bedrijvende vorm   onvoltooid               Lijdende vorm onvoltooid
1. Lijdend voorwerp      wordt                   onderwerp
2. persoonsvorm    -      worden + volt.dw

Bedrijvende vorm voltooid                    Lijdende vorm voltooid
persoonsvorm  - zijn + voltooid deelwoord

Slide 9 - Tekstslide

Zinnen veranderen
Bedrijvend naar lijdende zin:
1. Is de zin onvoltooid  of voltooid?
2. Maak het lijdend voorwerp onderwerp.
         Gebruik worden bij onvoltooide en zijn bij voltooide zin.
3. gebruik een bepaling met 'B

Slide 10 - Tekstslide

Zet de zin lijdende vorm:
Wesley hangt de nieuwe lamp op in zijn slaapkamer.

Slide 11 - Open vraag

Zet de zin bedrijvende vorm
Ook een paar nieuwe posters worden opgehangen.
Je maakt het ow een lijdend voorwerpen. Je verzint zelf een onderwerp het werkwoord worden (onv zin) of zijn (volt zin)

Slide 12 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
Wesleys heeft de posters zelf gekocht.

Slide 13 - Open vraag

Zet in de bedrijvende vorm:
De verf is door Wesleys moeder gekocht.

Slide 14 - Open vraag

Zet in de bedrijvende vorm:
De nieuwe vloerbedekking is ook gekocht.

Slide 15 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
Denise verft de muur van Wesleys kamer.

Slide 16 - Open vraag

Ik kan van een bedrijvende zin een lijdende zin maken/
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Zinnen ontleden/stappenplan
Pv               + zinsdeelstreepjes
                             wg     (alle ww in de zin) of ng (pv + nw deel)
ow                 - wie of wat + gez
lv   - wie of wat + gez + ow?
                               mw  - aan/voor  wie of wat + gez + ow + lv?
bwb      - de rest wat overblijf


Slide 18 - Tekstslide

Ik kan onderscheid maken tussen de lijdende en bedrijvende vorm en ik kan zinnen herschrijven van de ene naar de andere vorm.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Noteer pv, wg, ow en lv
Mijn vader wil elke zondag soep koken.

Slide 20 - Open vraag

Noteer pv, wg, ow, lv, mw, bwb
Hij geeft mij vaak een bord patat.

Slide 21 - Open vraag

Dit vind ik nog lastig:

Slide 22 - Open vraag

Volgende keer naamwoordelijk gezegde erbij

Slide 23 - Tekstslide