Thema 6, week 1 Les 4 taalfouten

Wat klopt er niet?

  •     Hun eten pasta.
  • 'Hun' is nooit het onderwerp in een zin.
  • Dus: Zij eten pasta.


  
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat klopt er niet?

  •     Hun eten pasta.
  • 'Hun' is nooit het onderwerp in een zin.
  • Dus: Zij eten pasta.


  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat klopt er niet?

  •     Me kat is ziek.
  • 'Me' is géén bezittelijk voornaamwoord.
  • Dus: Mijn kat is ziek.


  

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar personen, dieren of dingen: ik, jij,hij, hem, jullie ...
Aan een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) kun je zien van wie iets is: mijn, jouw, ons, haar ...
Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) zijn: deze, die, dit en dat. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat klopt er niet?

  •    Lisa is jonger als mij.
  • 'Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  • Dus: Lisa is jonger dan ik (ben).


  

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'als' ?

Slide 8 - Open vraag

lesdoel
Ik leer veelvoorkomende taalfouten te vermijden.

vermijden = voorkomen

Slide 9 - Tekstslide

voorbeelden
Zij vliegen morgen. Fout: Hun vliegen morgen.
Kunnen zij rijden? Fout: Kunnen hun rijden?
Morgen ruimen zij op. Fout: Morgen ruimen hun op.
Heb jij mijn schoen gezien? Fout: Heb jij me schoen gezien?
Mijn fiets is stuk. Fout: Me fiets is stuk.
Deze stoel is kleiner dan die stoel. Fout: Deze stoel is kleiner als die stoel.
Deze lamp is feller dan die lamp. Fout: Deze lamp is feller als die lamp.

Slide 10 - Tekstslide


Hun lopen naar het zwembad.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag


Drinken zij appelsap?
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag


Dat is mijn hond.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag


Dat is me zusje.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag


En baby is groter als de hond.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag


Ik ben evenoud als de buurman.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag


Duitsland is wel acht keer zo groot dan Nederland.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf het antwoord op je wisbord!

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf het antwoord op je wisbord!

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf het antwoord op je wisbord!

Slide 20 - Tekstslide

aan het werk
 Thema 6, week 1
Les 4

Opgave 3
Opgave 1
Maak je werk van vandaag af.
Werk aan je leerdoelen

Slide 21 - Tekstslide