Financieel hoofdstuk 4 - Belasting over de toegevoegde waarde

Belasting over de toegevoegde waarde

Financieel Administratie Basis Kennis
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommercieelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Belasting over de toegevoegde waarde

Financieel Administratie Basis Kennis

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg hoofdstuk 4
  • Opdrachten hoofdstuk 4 maken
  • Terugblik leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze les leer je:
  • Waar de afkorting BTW voor staat
  • Wat BTW is
  • De drie btw-tarieven
  • Hoe de Af te dragen BTW berekent kan worden

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten we nog van de lessen van afgelopen periode?

Slide 4 - Open vraag

Waar denk je aan bij de
afkorting BTW?

Slide 5 - Woordweb

BTW
  • BTW = Belasting Toegevoegde Waarde
  • 1969
  • Belangrijke inkomstenbron voor overheid
  • Opbrengsten BTW = €45 miljard
  • Niet-kostprijsverhogende belasting ->   consumentenbelasting
  • Verhoogt wel de verkoopprijs, maar niet de kostprijs

Slide 6 - Tekstslide

BTW-tarieven
  • Algemeen tarief : 21% (hoog)
     Alle goederen die niet onder
     de andere tarieven vallen
  • Verlaagd tarief: 9% (laag)
     Voedings- en geneesmiddelen, verblijf op campings, etc.
  • 0%-tarief
     Export van goederen en vliegreizen

Slide 7 - Tekstslide

Producten die vallen
onder het 21%-tarief

Slide 8 - Woordweb

Onder welk Btw-tarief valt een maaltijd in een restaurant?
A
21%
B
9%
C
0%

Slide 9 - Quizvraag

Onder welk Btw-tarief valt een biertje op een terras?
A
21%
B
9%
C
0%

Slide 10 - Quizvraag

Af te dragen BTW
  • Onderneming als tussenpersoon
  • Prijzen inclusief BTW
  • Onderneming betaalt ook BTW!
     Inkopen, investeringen en bedrijfskosten
  • Ontvangen BTW - Betaalde BTW = Af te dragen BTW
  • Kan ook negatief zijn
     -> Geld van de belastingdienst krijgen

Slide 11 - Tekstslide

Verkoopprijs = €300
BTW (21%)      = €63

Inkoopprijs = €200
BTW (21%)   = €42

Af te dragen BTW = 63 - 42
                                      = €21
Verkoopprijs = €300
Inkoopprijs = €200
Brutowinst = 300 - 200 = €100

BTW = 21%
BTW = 100 x 0,21 = €21
(want belasting toegevoegde
 waarde)

Slide 12 - Tekstslide

Privégebruik
  • Alleen BTW terugvragen die je als ondernemer hebt betaald!
  • Producten uit de onderneming nemen voor privégebruik?
     -> BTW betalen over inkopen
     -> Mag niet teruggevraagd worden

Slide 13 - Tekstslide

Privégebruik
Voorbeeld:
  • Ontvangen BTW door verkopen = €4200
  • Betaalde BTW over inkopen = €2100
  • BTW over privégebruik = €315
  • Af te dragen BTW = 4200 - 2100 + 315 = €1785

Slide 14 - Tekstslide

Controle fiscus
  • Controle van Belastingdienst
     -> Juiste bedragen?
  • Niet op orde?
     -> Belastingdienst berekent zelf verschuldigde BTW
     -> Vergrijpboete (tot 100% van het te betalen bedrag)
     -> Rente over te laat betalen

Slide 15 - Tekstslide

Bewaarplicht
Basisgegevens administratie:
  • Het grootboek
  • Debiteuren- en crediteurenadministratie
  • in- en verkoopadministratie

  • Zeven jaar bewaren 

Slide 16 - Tekstslide

De af te dragen BTW kan ook een negatief getal zijn
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Hans is ondernemer en koopt via zijn onderneming, een laptop die hij privé gaat gebruiken. Moet hij dit meerekenen in zijn Btw-aangifte?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Voor de basisgegevens van de administratie geld een bewaarplicht van 5 jaar
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
  • Opdrachten hoofdstuk 4 maken
  • Huiswerk voor volgende week donderdag

  • Mag samenwerken met buurman/buurvrouw
  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!

Slide 20 - Tekstslide

Je hebt deze les geleerd waar de afkorting BTW voor staat

Slide 21 - Open vraag

Je hebt deze les geleerd wat BTW is

Slide 22 - Open vraag

Je hebt deze les geleerd wat de drie Btw-tarieven zijn

Slide 23 - Open vraag

Je hebt deze les geleerd hoe je de Af te dragen BTW kunt berekenen

Slide 24 - Open vraag