Keizer of paus?

 Keizer of paus


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

 Keizer of paus


Slide 1 - Tekstslide

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.

Slide 2 - Tekstslide

De strijd tussen paus en keizer

Slide 3 - Tekstslide

excommunicatie Hendrik IV
Canossa (1077)

Slide 4 - Tekstslide

Kerk / Staat
  • Vanaf 11de eeuw groeiende macht paus
  • Argument: vertegenwoordiger God op aarde
  • Investituurstrijd: wie mag bisschoppen benoemen, paus of keizer?
  • Paus Gregorius VII: baas van de kerk
  • Keizer Hendrik IV: bisschoppen zijn leenmannen
  • Gevolg ruzie: excommunicatie keizer
  • 1077: Gang naar Canossa: keizer moet paus om vergeving smeken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

In de Tijd van monniken en ridders was er geen scheiding tussen kerk en staat.

A
niet waar
B
waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent scheiding tussen kerk en staat?

Slide 8 - Open vraag

Hebben we in Nederland een scheiding tussen kerk en staat?

Slide 9 - Open vraag

leg uit wat de investituurstrijd inhield

Slide 10 - Open vraag

Vorsten brengen een scheiding aan tussen Kerk en staat
Tot 13e eeuw paus baas over vorsten.
Dan scheiding tussen Kerk en staat:
- paus macht over godsdienstige zaken
- vorst baas op politiek terrein 

Slide 11 - Tekstslide

De Nederlanden

  • Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen

  • Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.

  • In die gebieden was een heer de baas

  • Rond 1500 waren al deze gebieden in handen van de Habsburgers
De Nederlanden maakten deel uit van het Rooms-Duitse Rijk. De graven en hertogen in Nederland waren officieel leenmannen van de Duitse keizer, maar die had meestal niet meer veel macht over zijn leenmannen. In 1018 werden de legers van de Duitse keizer zelfs verslagen door te troepen van de graaf van Holland.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

bourgondische Nederlanden


Bourgondische hertogen

wilden de gewesten centraal uit Brussel besturen.


gewesten hadden eigen bestuur,regels, munten en taal.

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Hoe vergrootten de hertogen hun koninkrijk
A
door oorlogvoering
B
door oorlogvoering en slimme huwelijken
C
door oorlogvoering en gebieden kopen
D
gebieden kopen en slimme huwelijken

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent: "Er is een scheiding tussen kerk en staat"
A
De koning heeft geen geloof maar het volk wel
B
De koning bepaalt wat het volk moet geloven
C
De paus heeft de koning niet gekroond
D
De kerk bemoeit zich niet met de staat. De staat niet met de kerk.

Slide 18 - Quizvraag

Begrippen uit deze les

  • gewesten
  • scheiding tussen kerk en staat.
  • centraal bestuur
  • staten

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht

In je boek staan drie bronnen bron 13,14 en 15. lees de bronnen.

Over welke bron wil je meer weten? kies een bron.

Probeer het uitgebreide verhaal te achterhalen. Wat is het verhaal achter de bron.

Schrijf het verhaal in je eigen woorden op (ong. 1 a4 tje) .

Slide 20 - Tekstslide

Koningen
Koningen willen vanuit 1 plek alles regelen

Dit heet centralisatie of centraal bestuur

Slide 21 - Tekstslide

Welke twee zinnen passen bij ‘centraal bestuur’?
A
Vorsten laten machtige edelen hun rijk besturen.
B
Rijke steden gaan samenwerken met de boeren.
C
Vorsten besturen hun rijk vanuit één plek.
D
Er komen staten waarin wetten en rechten overal hetzelfde zijn.

Slide 22 - Quizvraag

Welk van de volgende kenmerkende aspecten hoort niet bij het tijdvak steden en staten?
A
opkomst van handel en ontstaan van steden
B
opkomst van stedelijke burgerij
C
begin van staatsvorming en centralisatie
D
begin van overzeese expansie

Slide 23 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag