voeding en vertering klas 4 hgl

voeding en vertering
Wat is gezonde voeding? 
Hoeveel en welke voedingsstoffen heb je nodig?
Welke voedingstoffen kun je gebruiken als brandstof, bouwstof of beschermende stof.
Welke organen spelen een rol bij de vertering?
Welke enzymen zijn voor de vertering belangrijk?
Deze vragen moet je kunnen beantwoorden aan het eind van deze les
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

voeding en vertering
Wat is gezonde voeding? 
Hoeveel en welke voedingsstoffen heb je nodig?
Welke voedingstoffen kun je gebruiken als brandstof, bouwstof of beschermende stof.
Welke organen spelen een rol bij de vertering?
Welke enzymen zijn voor de vertering belangrijk?
Deze vragen moet je kunnen beantwoorden aan het eind van deze les

Slide 1 - Tekstslide

voedingsmiddel-voedingsstof
Voedingsmiddelen = alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen = bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
Voedingsvezels = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel

Slide 2 - Tekstslide

4 functies voedingsstoffen: 

Bouwstoffen: voor groei, ontwikkeling en herstel van cellen
Brandstoffen: energie leveren
Reservestoffen: opslag
Beschermende stoffen: tegen ziektes

Slide 3 - Tekstslide

Er zijn 6 groepen voedingsstoffen.
noteer ze alle 6

Slide 4 - Open vraag

Veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten naast voedingsstoffen ook voedingsvezels. 

Voedingsvezel is een verzamelnaam voor alle stoffen in plantaardig voedsel die niet verteerbaar zijn.

Voor de mensen die problemen hebben met hun stoelgang, worden vezelrijke voedingsmiddelen aangeraden.

Voedingsvezels veroorzaken namelijk prikkelingen in de darmwand, waardoor de darmspieren om en om samentrekken en ontspannen.
 De samentrekking en ontspanning van de darmspieren worden darmperistaltiek genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Welke van de op het etiket genoemde voedingsstoffen moeten worden verteerd om te kunnen worden opgenomen in het bloed?

Slide 6 - Open vraag

Bouwstoffen
Bouwstoffen zijn er voor de groei en ontwikkeling van het lichaam.

Voorbeelden; Herstel bij verwondingen en beschadigingen. Aanmaak van nieuwe cellen en weefsels.

Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines dienen als bouwstoffen.

Slide 7 - Tekstslide

Brandstoffen
Brandstoffen leveren energie aan het lichaam.

Voorbeelden;

Handhaven van de lichaamstemperatuur.

Bewegingen die gemaakt worden.

Groei, ontwikkeling en herstel.

Eiwitten, koolhydraten en vetten zijn brandstoffen.

Slide 8 - Tekstslide

Reservestoffen
Reservestoffen zijn niet direct nodig als brandstoffen of bouwstoffen, maar deze worden in bepaalde delen van het lichaam opgeslagen tot het lichaam er behoefte aan heeft.

Koolhydraten en vetten zijn reservestoffen.

Slide 9 - Tekstslide

Beschermende stoffen
Beschermende stoffen zijn stoffen in het lichaam die in mate van belang zijn. Als er tekort of overschot aan is, kunnen er ziektes ontstaan.

Mineralen en vitamines zijn beschermende stoffen.

Vitamine A voorkomt bijv. nachtblindheid.

Bij een tekort aan vitamine C kun je scheurbuik oplopen.

Slide 10 - Tekstslide

Stoffen die wel door de darmwand worden opgenomen;

- Water

- Glucose

- Mineralen

- Vitamines

Slide 11 - Tekstslide

Stoffen die wel eerst verteerd moeten worden;

- Eiwitten

- Vetten

- Meeste koolhydraten

Slide 12 - Tekstslide

Drie groepen voedingsstoffen zijn:
1 eiwitten;
2 koolhydraten;
3 vetten.
Welke van deze voedingsstoffen kunnen in je lichaam als reservestoffen dienstdoen?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
Zowel 1, 2 als 3.

Slide 13 - Quizvraag

Vitamines zijn belangrijk bij gezonde voeding.
ze dienen met name als?
A
brandstof
B
bouwstof
C
beschermde stof
D
reserve stof

Slide 14 - Quizvraag

de meeste eiwitten worden in het verteringsstelsel volledig verteerd. Drie organen van het verteringsstelsel zijn; maag, dunne darm en alvleesklier.
Welke van deze organen produceert of produceren enzymen met een functie bij de eiwit vertering
A
maag
B
maag en dunne darm
C
maag, alvleesklier en dunne darm
D
dunne darm en alvleesklier

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf van 5 geeft aan uit welke producten de belangrijke voedingsstoffen te halen zijn. 

1:  Groente en fruit Vitamine C en voedingsvezels
2:  Brood, aardappelen, rijst en pasta Zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines, mineralen en voedingsstoffen.
3:  Zuivel, ei, vlees en vis Eiwitten, vitamines en mineralen
4:  Boter en olie Vetten en vitamines
5:  Vocht Water

Slide 16 - Tekstslide

Energiebehoefte
De eenheid van energie is calorie (cal) ; 1 kcal is gelijk aan 1000 calorieën.

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;

1. Geslacht

2. Leeftijd

3. Lichaamsgrootte; mannen hebben een groter lichaamsgrootte

4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.



Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.

Slide 17 - Tekstslide

In een proefopstelling staan 4 reageerbuizen. Buis 1 en 2 staan bij 37 graden Celsius. Buis 3 en 4 bij 20 graden Celsius.. De buizen bevatten het volgende:

1: zetmeeloplossing + maagsap
2: zetmeeloplossing + speeksel
3: zetmeeloplossing + maagsap
4: zetmeeloplossing + speeksel

Welke buis zal na een tijdje het minste zetmeel bevatten?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Hepatitis A is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door een virus. Via ontlasting van besmette personen kan het virus in voedsel terechtkomen.
Na het eten van besmet voedsel komt het virus via het darmkanaal in het bloed. Met het bloed komt het virus in de lever terecht. Een leverontsteking kan het gevolg zijn.

Hoe heet het bloedvat dat bloed rechtstreeks van de dunne darm naar de lever voert?

Slide 19 - Open vraag

In de spieren is een voorraad brandstof opgeslagen, die bij inspanning kan worden gebruikt.

In welke vorm is brandstof in spieren opgeslagen?
A
in de vorm van glucose
B
in de vorm van glycogeen
C
in de vorm van zetmeel

Slide 20 - Quizvraag

Een van de gevolgen van levercirrose is dat er minder gal vanuit de lever via de galbuis naar het verteringskanaal wordt afgevoerd. Hierdoor worden vetten uit het voedsel minder goed door verteringsenzymen afgebroken.

In welk deel van het verteringskanaal komt de galbuis uit?
A
maag
B
dikke darm
C
dunne darm
D
12-vingerige darm

Slide 21 - Quizvraag

Vier organen: 12-vingerige darm , slokdarm, alvleesklier en dunne darm

Welk orgaan of welke organen produceren geen verteringsenzymen?
A
12-vingerige darm
B
slokdarm
C
alvleesklier
D
dunne darm

Slide 22 - Quizvraag

Je kauwt op een stuk voedsel met daarin eiwitten, koolhydraten en vetten.

Welk(e) van deze voedingsstoffen worden in de mond al deels verteerd?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
alle genoemde

Slide 23 - Quizvraag

Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. Als deze
bacteriën in het verteringskanaal terechtkomen, kunnen ze onder andere diarree veroorzaken. Bij diarree is de ontlasting dun en waterig doordat de onverteerde resten niet genoeg zijn ingedikt.

Hoe heet het deel van het verteringskanaal waarin onverteerde resten worden ingedikt?

Slide 24 - Open vraag

Enkele beweringen over gal:

1) Gal bevat enzymen voor de vetvertering
2) Gal verdeelt grote vetdruppeltjes in kleinere vetdruppeltjes
3) Gal wordt gemaakt in de lever

Welke beweringen is niet juist?
A
1
B
2
C
3
D
alle genoemde

Slide 25 - Quizvraag

Welke van onderstaande voedingsstoffen kunnen direct in het bloed worden opgenomen zonder eerst verteerd te worden?
A
eiwitten
B
vetten
C
glucose
D
zetmeel

Slide 26 - Quizvraag

Een vegetarier eet geen vlees. Welke voedingsstof zal een vegetarier via andere voedingsmiddelen moeten binnenkrijgen om voldoende bouwstoffen voor zijn spieren binnen te krijgen?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 27 - Quizvraag