- 15 min. instructie/ 30 min. werken/ 5 minuten huiswerk
Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
Inhoud van de les
Verhoudingen
- 15 min. instructie/ 30 min. werken/ 5 minuten huiswerk
Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen
Slide 1 - Tekstslide
Vergroten en verkleinen
- Je weet een hoeveelheid en een bedrag
- Nu wordt het een andere hoeveelheid
- Hoe moet je delen of x doen om op het juiste bedrag te komen?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Tips:
-> Je gaat eerst terug naar een handig getal; 1, 100 gram etc. en dan reken je naar het juiste getal
-> Je kijkt hoeveel 'groepjes' je kan maken en dit doe je dan x het gevraagde -> Hoe vaak past het erin? En dat doe je x het bedrag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Een Italiaans restaurant heeft 31 kg pasta nodig. De pasta kost € 1,37 per 0,5 kg. Hoeveel euro betaalt het restaurant voor de pasta?
Slide 12 - Open vraag
Breuken en verhoudingen
- deel van het geheel weten? delen met de onderste en x de bovenste
- geheel weten? terug naar de breuk '1' en dan x wat je moet hebben -> 4/4, 5/5/, 6/6 etc.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Verdelingen
- Je doet de verhoudingen bij elkaar; totaal. Bijv. 2:3 (= totaal 5 delen). Dan heb je een bedrag; bijv. 250. Dit deel je -> 250:5=50 Dan is 2: 100 en 3: 150
- Bij een recept kijk je hoeveel x je meer of minder hebt. Meer betekent andere ingrediënt ook x zoveel. Minder betekent : !
-
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Vereenvoudigen
-> Een verhouding als 'grote breuk' zien
-> Hoe kun je die zo ver mogelijk delen? En wat je aan de onderkant doet....ook aan de bovenkant (hetzelfde als bij breuken)
Slide 22 - Tekstslide
Het Amstel hotel heeft in totaal 140 medewerkers in dienst. 60 medewerkers werken er korter dan een jaar. Wat is de verhouding korter/langer?
Slide 23 - Open vraag
Vergelijken
- Je gaat hetzelfde doen als net.....
Verschil: Je berekent er nu 2 en kijkt welke bijv. het goedkoopst is.
-> ga terug naar 1 (1 minuut, 1 euro, 1 km, 1 l etc.)
Als je ze alle 2/3/4 per 1 hebt, zie je in 1x welke het goedkoopst/snelst etc. is.
Slide 24 - Tekstslide
Jos heeft in 8 uur 164 km gefietst. Rob heeft in 6,5 uur 124 km gefietst. Jasper heeft in 7 uur 141 km gefietst. Wie heeft het snelst gefietst?
A
Jos
B
Rob
C
Jasper
Slide 25 - Quizvraag
Een kleine friet (200 g) kost € 2,10. Een middel grote friet (500 g) kost € 5,20. Een grote friet (600 g) kost € 6,20. Welke maat friet is naar verhouding het goedkoopst?
A
Klein
B
Middel
C
Groot
Slide 26 - Quizvraag
Bij de boekhandel waren 6 van de 33 bestelde boeken nog niet binnen. Welke verhouding hoort daarbij?
A
2 op de 3
B
2 op de 11
C
6 op de 33
D
2 op de 99
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Prijs
€ 1,60
Gewicht
250g
500g
1000g
€ 6,40
€ 3,20
€ 8,20
Slide 30 - Sleepvraag
Huiswerk:
-> alle oefeningen van verhoudingen
Vergroten en verkleinen - Breuken en verhoudingen - Verdelingen - Vereenvoudigen - Vergelijken - Deeltoets Verhoudingen