Klinische les - Delier -

Delier 
Branche VVT Geriatrie
Leerjaar 2 - Week 7
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Delier 
Branche VVT Geriatrie
Leerjaar 2 - Week 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Achtergrond Delier
Een delier komt veel voor bij somatisch zieke patiënten binnen verpleegafdelingen in het ziekenhuis. Het is dan ook de meest voorkomende psychosomatische aandoening in het ziekenhuis. 

Hier een aantal cijfers van patiënten die een delier ontwikkelen binnen verschillende afdelingen in het ziekenhuis:
- chirurgische afdelingen 10-25% van de oudere patiënten (=70)
- op intensive-care afdelingen stijgt dit naar 40-80% ongeacht de leeftijd
- op de eerste hulp zal 30-40% van de oudere patiënten met een intern probleem een delier hebben bij opname

Slide 3 - Tekstslide

Op alle afdelingen in het ziekenhuis kunnen patiënten zich presenteren in een delirante toestand, vaak bij onderliggende problematiek zoals een infectie of dehydratie. 

Het niet tijdig identificeren van een delirante toestand kan nadelig zijn voor een patiënt. Het kan gevolgen hebben voor de zorg voor de patiënt en de omgang met de patiënt en zijn naasten. 

Er zijn een aantal cijfers waaruit dit blijkt, zo hebben patiënten in delirante toestand meer valincidenten (29%), brengen ze zichzelf sneller in gevaar waarbij de kans op de loer ligt dat zij zichzelf verwonden (23%). 

Een delirante patiënt vereist hierdoor intensieve medische en verpleegkundige zorg. 

Het inschatten van het risico op een delier speelt een belangrijke preventieve rol om deze situaties te voorkomen. Het tijdig signaleren van de kenmerken is daarom erg belangrijk.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken van een Delier

Slide 5 - Tekstslide

Bij delirante personen is met name het …… geheugen gestoord.
A
korte termijn
B
lange termijn

Slide 6 - Quizvraag

Symptomen passende bij een delier ontwikkelen zich over het algemeen min of meer acuut, in enkele uren tot dagen.

A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

De acuut delirante patiënt presenteert zich meestal …..

A
overdag
B
s'nachts

Slide 8 - Quizvraag

Vormen van een delier 

  1.  Hypoactieve vorm
  2. Hyperactieve vorm
  3. Mengvorm hyperactieve periodes & hypoactieve periodes.

Slide 9 - Tekstslide

Hyperactieve vorm

De hyperactieve vorm kenmerkt zich door overgevoeligheid voor prikkels uit de omgeving. Denk hierbij aan motorische onrust, plukkerigheid een verstoord slaappatroon wat zich uit in nachtelijke onrust. Verder zie je bij deze vorm hallucinaties en/of wanen. De hyperactieve vorm wordt veelal snel opgemerkt. 

Slide 10 - Tekstslide

Hypoactieve vorm

De hypoactieve vorm is een delier die zich uit op een tegenovergestelde manier. De patiënt reageert nauwelijks of niet op prikkels vanuit zijn omgeving, is hypoactief en apathisch. Deze vorm van een delier wordt daarom ook wel een ‘stil delier’ genoemd. 

Slide 11 - Tekstslide

Mengvorm
De derde en laatse vorm is de mengvorm waarbij hyperactieve periodes zich afwisselen met hypoactieve periodes. 


Slide 12 - Tekstslide

De meest voorkomende vorm van een delier is …..

A
Mengvorm
B
Hyperactieve vorm
C
Hypo actieve vorm

Slide 13 - Quizvraag

Overgevoeligheid 
Apatisch
Afwisseling van motorische onrust en hypoactief.
Hypoactieve vorm

Hyperactieve vorm

Mengvorm

Slide 14 - Sleepvraag

Het gebruik van alcohol of opiaten is een ….. factor voor het optreden van een delier

A
Precipiterende factor
B
Predisponerende factor

Slide 15 - Quizvraag

Predisponerende en precipiterende factoren

Het is belangrijk om bij elke patiënt te kijken of er (predisponerende) risicofactoren of (precipiterende) uitlokkende factoren zijn om zo goed in beeld te krijgen wat de kans op een delier is. 

Op de volgende pagina is schematisch weergegeven wat de predisponerende factoren zijn bij oudere patiënten (=70). Deze factoren bepalen de kwetsbaarheid van de patiënt. 


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Stelling:
Het delier kan worden veroorzaakt door….

A
De directe gevolgen van één of meer somatische gevolgen
B
Het gebruik dan wel onttrekking van (geneesmiddelen)
C
A en B zijn beide juist
D
A en B zijn beide niet juist

Slide 18 - Quizvraag

Het gebruik van opiaten in de thuissituatie heeft geen invloed op het ontwikkelen van een delier tijdens opname in het ziekenhuis

A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag





In dit schema is schematisch weergegeven wat de precipiterende factoren zijn bij oudere patiënten (=70).



Slide 20 - Tekstslide

Een leeftijd > 70 jaar is een ….. factor voor het optreden van een delier

A
Predisponerende factor
B
Precipiterende factor

Slide 21 - Quizvraag

Gevolgen van een delier
Na het herstel van de lichamelijke problemen herstelt het delier zich meestal. Soms kan het echter nog klachten geven. Er zijn verschillende mogelijke gevolgen na het doormaken van een delier. Het kan namelijk leiden tot: 
-> vergeetachtigheid, concentratieproblemen, verminderde executieve (organisatorische) functies, sneller geïrriteerd zijn en een verminderde intelligentie. 


Slide 22 - Tekstslide

Bij oudere, demente patiënten kan het dementieel beeld verergeren na een delier. Ook hebben patiënten die een delier doormaken op de lange termijn een grotere kans op het ontwikkelen van dementie. 

Deze gevolgen dragen bij aan het verlies van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit kan leiden tot het verlies van normaal functioneren of veranderingen in het sociale leven van de patiënt. 

Bij oudere, demente patiënten kan het dementieel beeld verergeren na een delier. Ook hebben patiënten die een delier doormaken op de lange termijn een grotere kans op het ontwikkelen van dementie. 

Deze gevolgen dragen bij aan het verlies van zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Dit kan leiden tot het verlies van normaal functioneren of veranderingen in het sociale leven van de patiënt. 

Slide 23 - Tekstslide

Het doormaken van een delier kan leiden tot het ontwikkelen van dementie
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Welke van onderstaande stellingen is correct?

A
Delier is een risicofactor voor het verergeren van het dementieel beeld
B
Dementie is een risicofactor voor het ontwikkelen van een delier
C
A en B zijn onjuist
D
A en B zijn juist

Slide 25 - Quizvraag

Het optreden van een delier bij dementie patiënten kan worden opgemerkt door …

A
Veranderingen in gedrag
B
Apathisch gedrag
C
Agressief gedrag
D
A, B en C zijn juist.

Slide 26 - Quizvraag

Verpleegkundige interventies

Er zijn verschillende verpleegkundige interventies die belangrijk zijn voor patiënten die een delier doormaken of een delier hebben doorgemaakt. Hier wat voorbeelden:

-> wegnemen/verminderen van uitlokkende factoren
-> creëren van een optimale therapeutische omgeving
-> zorgen voor oriëntatiepunten
-> bewaken van het dag-nachtritme
-> betrekken van de familie tijdens de opname
-> zorgen voor veilige omgeving
-> nauwkeurig observeren en rapporteren
-> inschakelen van de arts, diëtiste, activiteitenbegeleiding, geriater, geestelijke verzorging


Slide 27 - Tekstslide

Bij het optimaliseren van de voedingstoestand door een dietiste moet met name aandacht worden besteedt aan de ….

A
Vitamine D intake
B
Vitamine B intake
C
Vitamine C intake

Slide 28 - Quizvraag

Herkennen delier

Het is belangrijk om een delier zo vroegtijdig mogelijk te herkennen. Hieronder een aantal verschijnselen die kunnen wijzen op een beginnende delier ook wel prodromale verschijnselen genoemd:
-> slapeloosheid 
-> levendige dromen of nachtmerries
-> illusies
-> korte, maar nog wel te corrigeren, momenten van desoriëntatie
-> moeite met denken
-> rusteloos gevoel
-> angst en agitatie

Slide 29 - Tekstslide


Bij patiënten met een verhoogd risico op een delier kan de DOSS (Delirium Observatie Screening Schaal) gebruikt worden. Dit draagt bij aan het vroegtijdig signaleren van een delier. Vanaf de opnamedag wordt de DOSS driemaal daags ingevuld door verpleegkundigen. 

De eindscore wordt berekend door de score van de dag-, late- en nachtdienst bij elkaar op te tellen en te delen door drie. Wanneer de score drie of hoger is een indicatie voor de aanwezigheid van een delier. 

De DOSS heeft sensitiviteit van 100%, een delier zal dus niet gemist. Echter heeft het een specifiteit van slechts 68% en levert dus bij een derde van de patiënten een fout-positieve uitslag op. 


Slide 30 - Tekstslide

Welke stelling over de Delirium Observatie Screening Schaal (DOSS) is juist?

A
Dit instrument wordt op de afdeling eenmalig ingevuld, tenzij er een eindscore van 3 of hoger uitkomt.
B
Bij een eindscore van de DOSS van 3 of hoger, is er een indicatie dat de patiënt delirant is.

Slide 31 - Quizvraag

De delirium Observatie Screening Schaal (DOSS) is een betrouwbaar meetinstrument en levert zelden een ….. uitslag op:
A
Fout-negatieve
B
Fout-positieve

Slide 32 - Quizvraag



Slide 33 - Open vraag

Bedankt!
Bedankt voor het volgen van deze les,
 mochten jullie nog meer informatie willen ontvangen over een delier doe dan een mail naar: 
over0063@hz.nl

Slide 34 - Tekstslide