Module C2 Delier en dehydratie

Module C2 
Delier en dehydratie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Module C2 
Delier en dehydratie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Voorkennis activeren: Delier quiz 
  • Opdrachten (PADLET)
  • Opdrachten nabespreken
  • Stellingen
  • Opdrachten Thieme
  • Vooruitblik



Slide 2 - Tekstslide

Welke van de volgende uitspraken over delier (delirium) is niet waar?
A
Delier is een tijdelijke stoornis waarbij de patiënt na het verdwijnen van het delier altijd weer terugkomt op zijn oude cognitieve niveau
B
Delier is meestal geassocieerd met een onderliggend medisch probleem
C
Delier komt vaak voor, kost veel geld en meer mensen met een delier komen te overlijden
D
Dehydratie alleen kan het ontstaan van een delier triggeren

Slide 3 - Quizvraag

Welke van de volgende omgevingsfactoren zijn geassocieerd met een verhoogd delierrisico tijdens ziekenhuisopname?
A
Overplaatsingen (transfers tussen afdelingen of kamers)
B
Op een meer-persoonskamer liggen
C
Op een bed van een ander specialisme liggen (bijv. intern bed op de afdeling chirurgie)
D
Alle bovengenoemde factoren

Slide 4 - Quizvraag

Welk van de volgende scenario’s omschrijft de verminderde aandacht van een patiënt?
A
De patiënt denkt niet logisch en gaat tijdens het gesprek van de hak op de tak.
B
De patiënt barst plotseling in tranen uit wanneer de diagnose met hem wordt besproken.
C
De patiënt volgt het gesprek niet, is steeds afgeleid en gaat de lakens ordenen.
D
De patiënt is alert en en valt in slaap tijdens het gesprek

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de volgende symptomen is het minst behulpzaam om het onderscheid te maken tussen een delier en dementie?
A
Acute denk- en/of gedragsproblemen
B
Ongeorganiseerde spraak
C
Verstoorde aandacht
D
Veranderd niveau van bewustzijn

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm van delier wordt het vaakst over het hoofd gezien?
A
Hyperactief delier
B
Hypoactief delier
C
Gemengd delier

Slide 7 - Quizvraag

Na welke operatie komt postoperatief delier het minst voor?
A
Operatie heupfractuur
B
Hartchirurgie
C
Vaatchirurgie
D
Electieve totale knieprothese

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een risicofactor voor delier?
A
Hoge leeftijd
B
Fysieke beperking
C
Alcoholgebruik in de voorgeschiedenis
D
Zintuigelijke beperking

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vaak wordt delier gemiddeld niet herkend in het ziekenhuis?
A
In 5% van de gevallen.
B
In 50% van de gevallen.
C
In 40% van de gevallen.
D
In 90% van de gevallen.

Slide 10 - Quizvraag

Een kenmerk van een delier is:
A
Het geleidelijke ontstaan
B
Aandachtstoornissen
C
Stabiel bewustzijn
D
Georganiseerd denken

Slide 11 - Quizvraag

Welke patiënt is zeker niet delirant?
A
Patiënt kan zijn aandacht er moeilijk bijhouden en is gedesoriënteerd.
B
Patiënt heeft wat moeite met het geheugen en kan de aandacht er goed bijhouden.
C
Patiënt is niet coöperatief en hyperalert.
D
Patiënt is wat plukkerig en kan de aandacht er meestal moeilijk bijhouden.

Slide 12 - Quizvraag

Een alcohol-onttrekkings delier begint…
A
onmiddellijk na abrupt stoppen van de alcoholconsumptie.
B
6 tot 72 uur na stoppen of minderen van de alcoholconsumptie, bij een patiënt die voorheen niet of onvoldoende behandeld is geweest voor alcohol-onttrekkingssyndroom.
C
bij ontstaan van een lichamelijke ziekte.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 13 - Quizvraag

Delirium tremens is:
A
Een delier veroorzaakt door stoppen van cannabisgebruik.
B
Een delier veroorzaakt door het stoppen van nicotinegebruik.
C
Een delier veroorzaakt door het stoppen van alcoholgebruik.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 14 - Quizvraag

CIWA-ar (Clinical Institute Withdrawal Assessment for Alcohol, Revised) is een observatielijst die door de verpleegkundige per dienst of vaker wordt afgenomen om;
A
Het beloop van alcoholonttrekkings-symptomen te monitoren.
B
De ernst van de klachten te meten.
C
De arts tijdig te kunnen waarschuwen voor een klinische verslechtering.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 15 - Quizvraag

Patiënten met een hypoactief delier ervaren minder stress dan patiënten met een hyperactief delier en hoeven daarom niet behandeld te worden voor de verschijnselen van delier.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij een delirante patiënt schat je in dat er een verhoogd risico zou kunnen zijn voor het oplopen van letsel. Welke vrijheids-beperkende maatregel pas je als eerste toe?
A
Je fixeert de patiënt onmiddellijk om te voorkomen dat hij letsel oploopt.
B
Je vraagt eerst aan de familie om toestemming om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen.
C
Je probeert alternatieve interventies te vinden om het gevaar te verminderen en de vrijheidsbeperkende maatregelen te voorkomen.
D
Je overlegt eerst met een arts voordat je vrijheidsbeperkende maatregelen toepast.

Slide 17 - Quizvraag

Als een patiënt in de avond- of nachtdienst delirant wordt, onderneem je in ieder geval de volgende acties:
A
Je past prikkelreductie toe en hangt oriëntatiepunten op.
B
Je houdt de DOSS bij.
C
De zet valpreventie in.
D
Je gaat op zoek gaan naar onderliggende oorzaken en informeert de arts.

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht (PADLET)
  1. Vergroot je kennis! Kijk de filmpjes en lees de artikelen over Delier en Dehydratie. 
  2. Maak de opdracht over dehydratie bij ouderen. 
  3. Beantwoord de stellingen en bespreek deze stellingen met je subgroep.
  4. Denk na over een casus m.b.t. delier die je hebt meegemaakt.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht (PADLET)
Vragen?

Slide 20 - Tekstslide

Bij dehydratie in de terminale fase moet je geen interventies meer toepassen
Eens
Oneens

Slide 21 - Poll

Verdieping
Maak met je subgroep de praktijksituaties uit Thieme Meulenhoff VVT deel 1 module 3. Deel 3.12 De casussen van Dhr. Ramkoesjin en Dhr. Alayah.

Slide 22 - Tekstslide

Volgende keer...

  • College shock 
  • Opstarten examen W7

Huiswerk:
Neem het examen door in Digibib (W7: Reageert op onvoorziene en crisissituaties) en noteer voor jezelf vragen en onduidelijkheden. 

Slide 23 - Tekstslide